ECLI:NL:RBROT:2023:10568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
71/282588-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor lidmaatschap van IS en voorbereiding van terroristische misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van lidmaatschap van de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het voorbereiden van terroristische misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 600 dagen, waarvan 241 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en de omstandigheden waaronder zij in IS-gebied heeft verbleven. De verdachte heeft van 2013 tot 2017 deelgenomen aan IS en heeft haar echtgenoot, die strijder was, gefaciliteerd door een gezamenlijk huishouden te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat zij naar een strijdgebied reisde en dat haar deelname aan IS niet enkel voortkwam uit radicale motieven, maar ook uit persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en opname in een instelling voor begeleid wonen, om recidive te voorkomen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van terroristische organisaties op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/282588-22
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort samengevat komt de verdenking neer op de volgende feiten.
Onder feit 1 wordt de verdachte de deelname aan de terroristische organisatie de Islamitische Staat (hierna: IS) verweten.
Onder feit 2 wordt haar het plegen van voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf verweten door het plegen van - kort gezegd - de volgende feitelijke handelingen:
A: het zich eigen maken van het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS;
B: het zich verdiepen in het afreizen naar en het verblijven in het strijdgebied;
C: afreizen naar het strijdgebied;
D: zich voegen bij en samenleven met (een) IS strijder(s);
E: deelnemen en/of bijdragen aan de gewapende jihadstrijd gevoerd door IS.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (met uitzondering van de periode na 1 april 2019 en het medeplegen), het onder 2 ten laste gelegde (met uitzondering van onderdeel A, de periode na 1 april 2019 en het medeplegen);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 600 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 241 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de volgende bijzondere voorwaarden:
 meldplicht bij de reclassering;
 opname in een instelling voor begeleid wonen bij HVO Querido in Amsterdam;
 ambulante behandeling bij Inforsa of een soortgelijke forensische psychiatrische polikliniek, met de mogelijkheid voor een kortdurende klinische opname voor een periode van maximaal 7 weken. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 contactverbod met de personen die bij naam in het reclasseringsadvies zijn genoemd;
 meewerken aan gesprekken met een theologisch deskundige indien nodig;
 meewerken aan gemeentelijk traject voor woonruimte, werk en dagbesteding;
 de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de aan haar ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft daartoe betoogd dat het, gelet op de psychische problematiek van de verdachte, niet de verdachte was die een strijder faciliteerde en ondersteunde, maar het veel waarschijnlijker is dat haar echtgenoot zorg voor haar moest dragen en haar moest ondersteunen. Dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan een terroristische organisatie kan dan ook niet bewezen worden. Voorts blijkt uit het dossier dat door of namens de verdachte in januari 2017 een verzoek aan IS is gedaan of ze terug naar Nederland mocht. In het stuk staat “zuster is behekst” waaruit blijkt dat het niet goed met haar ging. Verdachte kan zich niet herinneren dat zij geld heeft ontvangen van IS. Het dossier bevat dan ook onvoldoende bewijs om te komen tot een bewezenverklaring voor deelneming.
Evenmin heeft de verdachte voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen (feit 2) verricht teneinde een terroristisch misdrijf te plegen. Er is onvoldoende bewijs voor de onder A t/m F tenlastegelegde gedragingen. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat de verdachte op enig moment in haar leven het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd aanhing en heeft deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd. De verdachte is niet naar Syrië afgereisd met het oogmerk op het plegen van een terroristisch misdrijf. Zij is naar Syrië afgereisd omdat zij hijra wilde doen en wilde trouwen, maar nergens blijkt dat zij met een strijder wilde trouwen. Dat de verdachte een tijd samen heeft geleefd met een strijder is op zich nog geen bewijs dat zij de bedoeling heeft gehad terroristische misdrijven voor te bereiden tijdens haar verblijf in Syrië en ook niet in de periode voorafgaand aan haar uitreizen. Ze wist wel dat hij in het leger zat, maar niet welk leger.
4.2.
Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden bewezen.
Rond 24 september 2013 is de verdachte voor de eerste keer naar Syrië afgereisd samen met [naam01] . Voorafgaand aan de uitreis heeft de verdachte contant geld, ongeveer 900 euro, van haar moeder gekregen waarmee ze spullen heeft gekocht. In Syrië is de verdachte getrouwd met een Tunesische man genaamd [naam02] . De verdachte heeft verklaard dat zij op het moment dat zij naar Syrië ging, wist dat ze met hem zou gaan trouwen. [naam02] heeft zich in juni 2013 bij ISIS aangesloten als strijder.
De getuige [getuige01] heeft op 21 november 2013 verklaard dat de verdachte heeft verteld dat zij wilde vechten voor de Jihad, waarmee zij bedoelde het helpen van mensen en dat ze het “helemaal te gek vond” om te trouwen met mannen met geweren.
Op 9 december 2013 is de verdachte getrouwd en zwanger teruggekeerd naar Nederland. Niet veel later heeft zij een miskraam gekregen. Op 19 december 2013 heeft de verdachte verklaard dat haar man gewond was geraakt, dat het oorlog was in Syrië en dat het haar verboden was om naar een Islamitisch land te reizen. Haar man zat in Turkije, de wond in zijn voet was geïnfecteerd. Zij miste hem heel erg en als zij niet terugkwam zou hij met een ander trouwen.
Op 29 juni 2014 is het kalifaat uitgeroepen en ging ISIS verder als IS. Op 25 augustus 2014 blijkt de verdachte opnieuw richting Syrië te zijn gereisd. Haar man heeft die reis voor haar geregeld. Zij is vervolgens in Raqqa gaan wonen met haar man. Zij is gewond geraakt aan haar dijbeen bij een beschieting van de auto waarin zij en haar echtgenoot reden. Na ongeveer een jaar is ze van haar man gescheiden waarna zij nog zo’n twee jaar in Raqqa heeft verbleven in een madafa (vrouwenhuis) van IS voor gescheiden vrouwen en weduwen. In januari 2017 wordt er door of namens de verdachte, een aanvraag gedaan bij de IS-gouverneur van Raqqa om het kalifaat te mogen verlaten. Als onderbouwing van het verzoek is aangegeven dat de verdachte wordt blootgesteld aan verleidingen/beproevingen en daarbij staat vermeld ‘zuster is behekst’. In dit verzoek wordt vermeld dat haar voormalige echtgenoot strijder was in het leger van het Kalifaat.
De naam van de verdachte komt voor in de administratie van het Centrum voor (krijgs)gevangenen en martelaren van IS. Daaruit blijkt dat zij in de periode van 19 november 2017 tot 17 april 2018 van IS een uitkering heeft ontvangen van in totaal 225 dollar.
Vanuit Raqqa is de verdachte op enig moment vertrokken naar Mayadin waar zij een tijd heeft verbleven, hierna is zij een paar weken in Al Bukamal geweest en vervolgens is zij terecht gekomen in Baghouz, het laatste bolwerk van IS. Daar is zij bij een explosie een deel van haar voet verloren. Eind 2018 of begin 2019 is de verdachte vanuit Baghouz in een Koerdisch kamp aangekomen. Verdachte heeft eerst in kamp Al Hol verbleven en daarna in kamp Al Roj. Tussendoor heeft ze ook nog kort in een Koerdische gevangenis verbleven. Ze heeft ongeveer vier jaar in slechte omstandigheden in Koerdische kampen gezeten. Uiteindelijk is de verdachte gerepatrieerd en op 2 november 2022 aangekomen op het vliegveld in Eindhoven waar zij is aangehouden.
Juridisch kader
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Het is voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Evenmin is vereist dat een betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden van de organisatie zijn, respectievelijk worden, gepleegd.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande het volgende vast.
De verdachte wist dat op het moment van haar uitreis er een oorlog gaande was in Syrië. Al voordat zij de eerste keer naar Syrië reisde in september 2013 wist ze dat ze daar ging trouwen met [naam02] , die zich in juni 2013 als strijder had aangesloten bij ISIS. Zij wilde Jihad doen, hetgeen wijst op een religieuze gedrevenheid, ook al bedoelde zij met Jihad kennelijk alleen op het verlenen van hulp. Tegelijkertijd wilde zij graag trouwen met een strijder, ze vond mannen met geweren immers te gek. In augustus 2014, nadat IS het kalifaat had uitgeroepen, is de verdachte voor de tweede keer naar Syrië gegaan. Uit haar verklaring dat het haar verboden was naar een Islamitisch land te reizen, leidt de rechtbank af dat zij heel goed wist dat zij naar IS-gebied ging. Uit het feit dat zij deze verklaring heeft afgelegd op 19 december 2013, kort na haar terugkomst op 10 december 2013, leidt rechtbank af dat zij dit ook al in september 2013 heeft geweten. Anders dan door de verdediging bepleit acht de rechtbank dan ook bewezen dat de verdachte wist dat zij door naar het strijdgebied in Syrië te gaan, te trouwen met [naam02] en met hem een gezamenlijke huishouding te voeren, zou deelnemen aan ISIS en later aan IS en in aanloop naar dat vertrek toe zich daarop heeft voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, op grond van voornoemde feitelijke omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan worden beschouwd als lid van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS. Van louter burgerschap is geen sprake. De verdachte heeft samen met een strijder van een terroristische organisatie een huishouden gevoerd. Onder een huishouden vormen kan onder meer gerekend worden schoonmaken, maaltijden bereiden en de was doen. De rechtbank wil aannemen dat er periodes zijn geweest in Syrië waarin het niet goed ging met de verdachte vanwege haar psychische gesteldheid, maar volgens haar eigen verklaring zorgde zij in de tijd dat ze met haar man was voor het huishouden door onder meer op te ruimen, te koken en schoon te maken. Er is dan ook sprake van een wezenlijke bijdrage.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt dat de verdachte ergens in 2016 is gescheiden van haar man en daarna heeft verbleven in een madafa van IS. Dat het na verloop van tijd daar niet goed met haar ging blijkt wel uit het verzoek dat door of namens haar is gedaan aan de IS-gouverneur van Raqqa om het kalifaat te mogen verlaten. Het verzoek is gedateerd 25 januari 2017. Het lijkt er sterk op dat IS vanaf dat moment van haar af wil omdat zij zogezegd “behekst” zou zijn. Gelet op deze bijzondere omstandigheden gaat de rechtbank ervanuit dat verdachte vanaf dat moment geen wezenlijke bijdrage meer heeft geleverd aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank zal om die reden de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde deelname voor zover dit ziet op de periode na 25 januari 2017.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 24 september 2013 tot 25 januari 2017 heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie IS.
4.3.
Beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde
Juridisch kader
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voldoende is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding te komen, indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist [1] .
Beoordeling
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, doodslag en/of moord. Deze gedragingen zijn feitelijk omschreven onder A tot en met F.
Onderdelen A en E
Ten aanzien van de feitelijke gedraging onder A geldt dat daarvoor geen bewijs is, zoals ook door de officier van justitie is aangevoerd. De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd (onderdeel E). De verdachte wordt van die onderdelen dan ook vrijgesproken.
Onderdelen B t/m D
De verdachte heeft door zich tot tweemaal toe te begeven naar het strijdgebied, daar te verblijven (onderdeel B en C) en een gezamenlijk huishouden te voeren met een strijder van eerst ISIS en later IS (onderdeel D), zij heeft hem gelegenheid gegeven om als strijder deel te nemen aan deze terroristische organisaties ter verwezenlijking van het oogmerk van deze organisaties: het plegen van terroristische misdrijven. Aldus heeft de verdachte haar partner gefaciliteerd. Ook heeft de verdachte in het kalifaat een ondersteunende rol voor genoemde terroristische organisaties gehad door voor het huishouden te zorgen.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte na 25 januari 2017 enige voorbereidings- dan wel bevorderingshandeling heeft verricht. Mede gelet op hetgeen is overwogen onder 4.2 zal de verdachte ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover dit ziet op de periode na 25 januari 2017.
Conclusie
Met de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte in de periode van 1 juli 2013 tot 25 januari 2017 aan anderen gelegenheid verschaft tot het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië en derhalve tot het plegen van de omschreven terroristische misdrijven.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 24 september 2013
tot 25 januari 2017 in meer plaatsen in Syrië,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) , welke
organisaties tot oogmerk hadden het plegen van
terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of
dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157
Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk
(zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artike1288a van het Wetboek van Strafrecht) en
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel
176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en
E. het voorhanden hebben van een of in meerdere wapens en/of munitie
van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 261id 1 van de
Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of
gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artike155 lid 1 en/of lid 5 van de
Wet wapens en munitie)
2.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2013 tot
25 januari 2017in meer plaatsen in Nederland en Syrië,
telkens
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artike183 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor
een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te)
begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
1.een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
2. gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het
misdrijf zich en/of anderen heeft getracht te verschaffen, en/of,
door,
B. zich te laten informeren over het afreizen naar en verblijven in het
strijdgebied in Syrië en
C. meermalen de reis naar Syrië te maken teneinde zich te begeven
naar het strijdgebied, en gedurende enige tijd te verblijven in het
strijdgebied in Syrië en
D. meermalen zich te voegen bij een IS(IS) strijder en (op Islamitische wijze)
een huwelijk aan te gaan met deze IS(IS) strijder (genaamd [naam02] ) en een gezamenlijk huishouding te voeren met een persoon die deelnam aan IS(IS)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven;
2.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen tot het plegen van het misdrijf en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is in september 2013 voor het eerst afgereisd naar Syrië. Zij is in Syrië getrouwd met haar man, die op dat moment strijder was bij ISIS. Na drie maanden is zij teruggekeerd naar Nederland, waarna zij in augustus 2014 na het uitroepen van het Kalifaat wederom is afgereisd naar Syrië om zich te voegen bij haar echtgenoot. Tijdens haar verblijf in Syrië heeft de verdachte deelgenomen aan de terroristische organisaties ISIS en IS en heeft zij zich opgehouden in door deze organisaties gecontroleerde gebieden. De verdachte heeft in het strijdgebied in Syrië verbleven, en haar echtgenoot, die strijder was bij ISIS en later IS, gefaciliteerd.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven.
Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan en heeft geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport van psychiater [naam03] , psycholoog [naam04] en forensisch milieuonderzoeker [naam05] , gedateerd 11 april 2023. De rapporteurs komen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. In de periode van het ten laste gelegde waren de licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en de chronische psychotische stoornis bij verdachte aanwezig. Zij stond in de aanloop tot haar vertrek uit Nederland onder invloed van radicale vriendinnen terwijl zij door haar verstandelijke beperking en psychotische stoornis zeer gevoelig was voor beïnvloeding en minder goed in staat was om de gevolgen van haar gedrag en keuzes te overzien. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde, indien bewezen, in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op recidive wordt als laag tot matig ingeschat als hulp en begeleiding worden geboden. Met langdurig stut- en steunwerk in de vorm van toezicht en begeleiding en met vervulling van de eerste levensbehoeften zal de kans op recidive worden verlaagd.
Als strafrechtelijk kader wordt geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijk
strafdeel op te leggen met een langdurige proeftijd, met daaraan gekoppeld bijzondere
voorwaarden. Als bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd om haar op te nemen in een instelling, welke passend is bij haar problematiek. Daarnaast wordt het als essentieel gezien
om een zo langdurig mogelijk reclasseringstoezicht op te leggen. Gezien de hoge mate van
beïnvloedbaarheid en impulsiviteit is het noodzakelijk dat verdachte nog lange tijd gemonitord kan worden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 8 september 2023, van Reclassering Nederland. Het reclasseringsrapport houdt onder meer in dat een gedwongen kader noodzakelijk is voor de juiste begeleiding, mede vanwege ambivalente medewerking van verdachte in het verleden en heden. Doordat binnen het strafproces de onderzoeken met name gericht waren op de psychische gesteldheid van de verdachte zijn haar gedachtegoed en de eventuele aanwezigheid van extremistische denkbeelden niet duidelijk geworden waardoor risico’s maar ten dele ingeschat kunnen worden. De reclassering sluit zich aan bij het advies van het NIFP om de verdachte te plaatsen in een beschermde woonvorm onder toezicht van de reclassering. Daarnaast is het van belang dat de verdachte ingesteld blijft op medicatie als onderdeel van een ambulante behandeling, omdat dit noodzakelijk is voor een relatief stabiel toestandsbeeld en het verminderen van de recidiverisico’s. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld, en het risico op extremistisch geweld wordt ingeschat als matig.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een instelling voor begeleid wonen, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot klinische opname), contactverbod en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Tevens wordt dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd, alsmede het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee zij in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, waarbij de pleegperiode en de activiteiten van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn. In het vonnis van deze rechtbank d.d. 18 februari 2022 ( ECLI: NL:RB:ROT:2022:1141) is hiervoor een uitgangspunt geformuleerd van vijf jaar gevangenisstraf.
Hoewel de verdachte tot tweemaal toe de keuze heeft gemaakt uit te reizen naar Syrië en te trouwen met een man die lid was van een terroristische organisatie, wordt bij de strafoplegging in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte naar Syrië is gegaan puur uit radicale motieven en om zelf actief deel te nemen aan de strijd. Verder is er weliswaar sprake geweest van deelname aan een terroristische organisatie, maar is haar rol daarbinnen beperkt geweest en bestond deze voornamelijk uit het faciliteren van haar man.
In deze zin wijkt onderhavige zaak in aanzienlijke mate af van de eerder genoemde zaak en andere zaken waarbij uitreizigsters een actievere rol hadden die bijvoorbeeld bestond uit het ronselen van andere vrouwen om uit te reizen, het verspreiden van onlinepropaganda en tot het laatst aan de strijd willen deelnemen.
Naast de beperkte rol neemt de rechtbank voorts bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf mee dat verdachte meerdere jaren in de kamp Al Hol en Al Roj heeft verbleven waar de leefomstandigheden erbarmelijk waren, zeker voor verdachte gelet op haar lichamelijke en psychische problematiek. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat haar psychische situatie mede afhankelijk is gebleken van medicatie, die zij niet heeft ingenomen in de periode van uitreizen; inmiddels gebruikt zij – na dwangmedicatie in detentie – nu vrijwillig de noodzakelijke medicatie waardoor zij in staat is adequaat te reageren. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte gewond is geraakt en blijvend letsel heeft opgelopen in IS gebied. Dit zijn straf verlagende omstandigheden.
Nu alle deskundigen begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende meldplicht, een ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen, een contactverbod, meewerken aan andere voorwaarden het gedrag betreffende, en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet kan worden opgelegd omdat in deze zaak de feiten zich voor 1 januari 2018 hebben afgespeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. De rechtbank merkt daarbij op ten aanzien van de tenuitvoerlegging dat de straf zo bedoeld is dat de verdachte op 27 oktober 2023 zal worden overgebracht naar de in het dictum genoemde instelling voor begeleid wonen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 57, 83, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 288a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 600 (zeshonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 241 (tweehonderdeenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, zolang als het openbaar ministerie dit nodig vindt:
[naam02] , geboren [geboortedatum02],
[naam06] , geboren [geboortedatum03]
[naam07] , geboren [geboortedatum04]
[naam08] , geboren [geboortedatum05]
[naam09] , geboren [geboortedatum06]
[naam10] , geboren [geboortedatum07]
[naam11] , geboren [geboortedatum08];
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij de forensische psychiatrische polikliniek Inforsa of een soortgelijke ambulante instelling voor forensische zorg, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Indien er sprake is van een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen HVO Querido in Amsterdam, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. de veroordeelde dient haar medewerking te verlenen aan het voeren van inhoudelijke gesprekken met een theologisch deskundige, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
6. de veroordeelde zal haar medewerking verlenen aan en een actieve inspanning
verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte, een legaal inkomen en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding, indien en zolang de reclassering nodig acht. Indien de reclassering dit nodig acht, zal zij hierbij samenwerken met de gemeente waarin zij woont of met andere instanties. Veroordeelde zal in dit verband toestemming geven voor uitwisseling van informatie tussen de betrokken instanties en RN;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Boer en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op één of in eerdere tijdstippen in de periode van 24 september 2013
tot en met 2 november 2022 in één of in meer plaats(en) in Syrië,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), en Jabhat al Nusra (JaN) (later
Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham), althans (een)
organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke
organisatie(s) tot oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van
terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of
dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157
Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk
(zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artike1288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel
176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of in meerdere wapens en/of munitie
van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 261id 1 van de
Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of
gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artike155 lid 1 en/of lid 5 van de
Wet wapens en munitie)
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
2
zij op één of in meerdere tijdstippen in de periode van 1 juli 2013 tot en
met 2 november 2022 in één of in meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artike183 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor
een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te)
begaan met een terroristisch oogmerk,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
1.een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
2. gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het
misdrijf zich en/of anderen heeft getracht te verschaffen, en/of
3. een of meer voorwerpen, voorhanden heeft gehad waarvan zij,
verdachte, wist dat deze bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
door,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door terroristische
organisaties zoals Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq
and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), en Jabhat al
Nusra (JaN) (later Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of ]abhat Fateh Al-Sham)
eigen te maken en/of
B. zich te laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en/of
C. (meermalen) de reis naar Syrië te maken teneinde zich te begeven
naar het strijdgebied, althans naar een, door een terroristische
organisatie zoals IS(IS/IL) en/of JaN/IITS/Jabhat Fateh Al-Sham
gecontroleerd gebied en/of gedurende enige tijd te verblijven in het
strijdgebied in Syrië en/of
D. (meermalen) zich te voegen bij een of meer IS(IS/IL) en/of
JaN/HTS/Jabhat Fateh AI-Sham strijder(s) althans (telkens)
perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of (op Islamitische wijze)
een huwelijk aan te gaan met deze/een IS(IS/IL) en/of JaN/HTS/Jabhat
Fateh Al-Sham strijder (genaamd [naam02] ) enlof een
gezamenlijk huishouding te voeren met een of meer person(en) die
(eveneens) deelnam(en) aan IS(IS/IL) en/of JaN/fiTS/Jabhat Fateh
Al-Sham, althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat en/of
E. (meermalen) met één of meer mededader(s) in Syrië deel te nemen
en/of bij te dragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de
terroristische organisatie IS(IS/IL) en/of JaN/HTS/Jabhat Fateh
Al-Sham, althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd
voorstaat/voorstaan,
in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of
brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden
gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk;
(art. 961id 2 jo 289 jo 288 jo 288a jo 83 en art. 961id 2 jo 157 jo 176a jo
176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416