In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1996, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van een revolver met drie kogelpatronen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte had het vuurwapen uit de woning gegooid toen de politie arriveerde, wat getuigt van onverantwoordelijk gedrag. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 25 april 2023 in Hoogvliet Rotterdam een revolver en munitie voorhanden had. De verdachte had verklaard dat het wapen niet van hem was, maar het DNA-onderzoek toonde aan dat zijn DNA op het wapen was aangetroffen, wat zijn verklaring ongeloofwaardig maakte. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie een ernstig feit is en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank benadrukte de noodzaak van streng optreden tegen vuurwapenbezit ter waarborging van de maatschappelijke veiligheid.