Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1962, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de aangeefster, die verklaarde dat de verdachte haar tijdens een knuffel op oudejaarsnacht in 2019 had betast. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van één-op-één-verklaringen, waarbij het woord van het slachtoffer tegenover dat van de verdachte staat. In dit geval ontkende de verdachte de beschuldigingen stellig en de rechtbank vond dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijs. De verklaringen van getuigen, zoals de broer en moeder van de aangeefster, werden niet als steunbewijs geaccepteerd, omdat deze gebaseerd waren op wat de aangeefster hen had verteld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.