ECLI:NL:RBROT:2023:1055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
10-291021-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met onvoldoende bewijs en steunbewijs

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1962, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de aangeefster, die verklaarde dat de verdachte haar tijdens een knuffel op oudejaarsnacht in 2019 had betast. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van één-op-één-verklaringen, waarbij het woord van het slachtoffer tegenover dat van de verdachte staat. In dit geval ontkende de verdachte de beschuldigingen stellig en de rechtbank vond dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijs. De verklaringen van getuigen, zoals de broer en moeder van de aangeefster, werden niet als steunbewijs geaccepteerd, omdat deze gebaseerd waren op wat de aangeefster hen had verteld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-291021-21
Datum uitspraak: 13 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1962,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

Inleiding
Verdachte wordt, kort gezegd, beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer01] (hierna: aangeefster). De ontuchtige handelingen zouden hebben bestaan uit het wrijven over de beklede billen en vagina van aangeefster.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van aangeefster, die steun vindt in de verklaringen van haar broer en moeder. Zij hebben emoties van aangeefster waargenomen toen zij aan hen vertelde wat er was gebeurd.
Feiten en omstandigheden
De verdachte en aangeefster zijn bekenden van elkaar. De ouders van aangeefster en verdachte zijn jarenlang vrienden geweest en hebben met het gezin in 2019 oudejaarsnacht gevierd bij verdachte thuis. Vast staat dat aangeefster en verdachte elkaar bij het afscheid nemen in de vroege ochtend van 1 januari 2020 in beschonken toestand een knuffel hebben gegeven. De verklaringen van aangeefster en verdachte over wat er tijdens die knuffel is voorgevallen lopen uiteen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tijdens de knuffel heeft gewreven over haar billen en vagina. Verdachte heeft dit ten stelligste ontkend en verklaard dat hij tijdens de knuffel een autosleutel in zijn zak heeft gestopt en over de rug van aangeefster heeft gewreven om haar op te warmen. Er zijn geen getuigen die verklaren de ontuchtige handelingen te hebben waargenomen. Wel zijn er getuigen (de ouders en de broer van aangeefster en de partner van verdachte) die de knuffel hebben gezien. Verder is door getuigen (de moeder en de broer van aangeefster) verklaard dat aangeefster geëmotioneerd aan hen heeft verteld over het incident.
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van verdachte. Getuigen van de gebeurtenis zijn er doorgaans niet. Dit is ook het geval in deze zaak. De rechtbank kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, niet alleen baseren op de verklaring van één getuige, zoals de verklaring van aangeefster in deze zaak. Daarom mag de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds diezelfde getuige is. Vereist is verder niet dat de ontuchtige handelingen zelf bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar genoeg is wanneer een verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet eerst beoordelen of er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen door verdachte. Aangeefster heeft op meerdere momenten gedetailleerd en consequent verklaard over de ontuchtige handelingen. Die verklaringen komen oprecht en authentiek over. Tegenover de belastende verklaring van aangeefster staat de ontkennende verklaring van verdachte. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft hij stellig en consistent de beschuldiging ontkend. Daarbij heeft hij opheldering gegeven over zijn handelen en ook bij doorvragen context aan zijn verhaal gegeven over onderdelen van zijn verklaring. Hoewel de verklaring van aangeefster enige steun vindt in de hiervoor genoemde verklaring van verdachte dat hij aanwezig was en haar een afscheidsknuffel heeft gegeven, biedt dit onvoldoende steunbewijs voor de beweerde ontuchtige handelingen.
Ook de verklaringen-van-horen-zeggen van de broer en moeder van aangeefster kunnen niet als steunbewijs dienen. Die verklaringen hebben namelijk dezelfde bron omdat die zijn gebaseerd op wat aangeefster hierover zelf heeft verklaard. Deze getuigenverklaringen zijn bovendien (deels) bepaalde onderdelen wisselend en zij wijken op onderdelen af van de verklaring van aangeefster en zij zijn geruime tijd na de bewuste oudjaarsnacht afgelegd. De omstandigheid dat aangeefster emotioneel was en huilde toen zij haar broer en haar moeder over de gebeurtenis vertelde, biedt op zichzelf onvoldoende concrete ondersteuning voor de aangifte. Tot slot vindt de verklaring van aangeefster – anders dan de officier van justitie heeft bepleit – onvoldoende bevestiging in de verklaring van de moeder van aangeefster dat zij zelf meerdere keren onzedelijk zou zijn betast door verdachte. Die beweerde gedragingen, wat daarvan zij, zeggen immers niets over het handelen van verdachte jegens aangeefster op de bewuste oudejaarsavond.
Uit het dossier en het onderzoek op de zitting zijn verder geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die kunnen bijdragen aan het bewijs. Hierdoor is de verklaring van aangeefster op zichzelf blijven staan. Bij die stand van zaken is er onvoldoende wettig bewijs en komt niet buiten redelijke twijfel vast te staan dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht bij aangeefster.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mrs. L. Stevens en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 februari 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 januari 2020 te Dordrecht, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer01] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
  • betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de (beklede) billen van die [slachtoffer01] en/of
  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan en/of aanraken van de (beklede) vagina van die [slachtoffer01]
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
  • stevig vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer01] (waardoor zij niet los kon komen) en/of (vervolgens)
  • onverhoeds en/of onverwachts uitvoeren van die ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer01] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2020 te Dordrecht, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2005), buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het
  • betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de (beklede) billen van die [slachtoffer01] en/of
  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan en/of aanraken van de (beklede) vagina van die [slachtoffer01] .