ECLI:NL:RBROT:2023:10522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
10/060792-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wapenbezit en handgranaten, bewezenverklaring van hennepteelt, diefstal van elektriciteit en witwassen van € 50.000

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een wapen en handgranaten, het opzettelijk telen van hennepplanten, de diefstal van elektriciteit en het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot het wapenbezit en de handgranaten, omdat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 177 hennepplanten, het stelen van elektriciteit en het witwassen van ongeveer € 49.794,80.

De verdachte heeft in de periode van 1 mei 2020 tot en met maart 2021 in [plaats02] hennepplanten geteeld en elektriciteit gestolen van netwerkbeheerder Stedin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verweer heeft gevoerd tegen de bewezenverklaring van de feiten en dat de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte zijn nageleefd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 45 dagen geëist, wat de rechtbank passend achtte, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de impact van de gepleegde feiten op de samenleving en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/060792-21
Datum uitspraak: 17 oktober 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. A.C. van 't Hek, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De inhoud van de procesafspraken

Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd en ondertekend op 29 augustus 2023. De procesafspraken behelzen – in de kern – het volgende:
  • het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 3 en 5 ten laste gelegde rekwireren en zal een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen onvoorwaardelijk eisen. Het Openbaar Ministerie zal daarnaast geen ontnemingsvordering aanbrengen;
  • de verdediging zal geen nadere onderzoekswensen indienen en zal geen bewijsverweren voeren. De verdachte zal afstand doen van het in beslag genomen geldbedrag van
€ 49.834,80.

4.Standpunten van het OM en de verdediging

4.1.
Standpunt van het OM
De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, met aftrek van voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gerefereerd aan de inhoud van de procesafspraken in de overeenkomst en verzoekt de rechtbank om daarmee in overeenstemming te oordelen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde en de rechtbank het ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht, zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en me
tmaart 2021 te [plaats02] opzettelijk heeft geteeld (in een pand gelegen aan [adres02] ) 177 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en me
tmaart 2021 te [plaats02] een hoeveelheid elektriciteit,
dietoebehoorde aan netwerkbeheerder Stedin, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
hij op 2 maart 2021, te [plaats01], een voorwerp, te weten 49.794,80 euro, heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6.Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4.
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Waardering procesafspraken
De gemaakte procesafspraken zijn ter zitting aan de verdachte voorgehouden. Daarop heeft de verdachte op vragen van de rechtbank geantwoord dat hij deze procesafspraken begrijpt, dat hij het inhoudelijk eens is met die afspraken en dat hij daarmee vrijwillig en goed geïnformeerd door zijn raadsman heeft ingestemd. Ook heeft hij verklaard dat hij zich bewust is van de gevolgen van de gemaakte afspraken, met name van de afspraken waarbij hij verdedigingsrechten opgeeft.
Op grond van de bespreking ter zitting van de procesafspraken met de verdachte, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust is van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Voorts heeft de rechtbank zich er van vergewist dat voldoende recht is gedaan aan de belangen van de benadeelde partij.
Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt.
8.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en de daaraan gerelateerde diefstal van elektriciteit. Hij heeft zijn woning ter beschikking gesteld aan anderen en heeft de hennepkwekerij verzorgd. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien is aan de handel in softdrugs een keten van andersoortige criminele activiteiten verbonden, die de samenleving ontwricht. De diefstal van elektriciteit veroorzaakt daarnaast niet alleen overlast, maar ook financiële schade en doorgaans ook gevaar. De verdachte heeft aldus met zijn handelen zijn eigen financieel gewin laten prevaleren boven het belang van de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
8.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend, tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. N.S.S. Obispo en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2020 tot en me2 maart 2021 te
[plaats02] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [adres02] ) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 177 (115, 12 en/of 50), althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2020 tot en me2 maart 2021 te [plaats02] een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan netwerkbeheerder Stedin, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te [plaats02] - een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith & Wesson, type Mod 5906, kaliber 9MM en/of - munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapen en munitie, te weten 13 bij het vuurwapen behorende kogelpatronen van het kaliber 9MM, voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 2 maart 2021, te [plaats01] , althans in Nederland, een voorwerp, te weten 49.794,80 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
5
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te [plaats02] (een) wapen(s) van categorie II, onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten vier (4) handgrana(a)t(en), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.