In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met de veertienjarige dochter van zijn ex-vriendin, heeft de rechtbank Rotterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte op 30 oktober 2023 werd gehoord. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten veertien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer, die op 16 februari 2022 bij de politie werd gedaan, niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring tijdens de voorgeleiding werd als onvoldoende specifiek beoordeeld om bij te dragen aan het bewijs. De officier van justitie stelde dat het bewijsminimum mogelijk gehaald kon worden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet was voldaan aan het bewijsminimum. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten van de verdediging werden begroot op nihil.