ECLI:NL:RBROT:2023:10457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
10-009250-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot seksueel binnendringen van een minderjarige en ontucht met eigen kind

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot seksueel binnendringen van zijn minderjarige dochter en ontucht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het seksueel binnendringen van zijn dochter, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster te veel van elkaar verschilden om tot een veroordeling te komen. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot seksueel binnendringen, werd wel bewezen verklaard. De verdachte had verklaard dat hij tijdens een spel met zijn dochter, waarbij zij geblinddoekt was, zijn penis tot op ongeveer 10 cm van haar mond had gebracht, maar dat hij was gestopt toen zij aangaf niet verder te willen spelen. De rechtbank oordeelde dat deze handeling als een poging tot seksueel binnendringen moest worden gekwalificeerd.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan ontucht met zijn dochter, door haar borsten te betasten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Tevens werd een contactverbod met de aangeefster opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had en dat hij een behandeling had gevolgd voor zijn problematiek. De benadeelde partij, de dochter van de verdachte, kreeg een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-009250-22
Datum uitspraak: 9 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. T. van Nimwegen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies van 8 juni 2022, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01]. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast tot een maximum van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, het seksueel binnendringen in het lichaam van zijn dochter [slachtoffer01] (hierna: de aangeefster), kan worden bewezen. De verklaring van de aangeefster vindt, ondanks dat de verdachte geen één op één bekennende verklaring heeft afgelegd, voldoende steun in de door de verdachte afgelegde verklaring.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van hetgeen onder 1 primair aan hem ten laste is gelegd en licht dit toe.
De aangeefster heeft verklaard over herinneringen aan een situatie die zich in haar vroege jeugd in bad met haar vader heeft afgespeeld. Daar zou zij hebben moeten kiezen tussen het zuigen op de duim of op de penis van de verdachte.
De verdachte heeft in zijn politieverhoor een verklaring afgelegd, zonder dat hij kennis had van de inhoud van het dossier. Hij heeft toen verklaard over een spel met de aangeefster dat hij ‘blindemannetje’ noemt, waarbij één persoon geblinddoekt is die dan bijvoorbeeld moet raden welk lichaamsdeel hij of zij van de ander aanraakt. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij dat spel eenmaal in de slaapkamer heeft gebruikt om verder te gaan dan hij normaal deed. De verdachte was toen naakt en hij voelde de drang om zijn penis in de mond van de aangeefster te brengen. Zij droeg op dat moment een kapje voor haar ogen vanwege dat spelletje. Toen dat kapje afviel zag de aangeefster de erectie van de verdachte ongeveer 10 cm van haar gezicht vandaan. Zij schrok en liet volgens de verdachte blijken niet verder te willen spelen. Door haar reactie besloot de verdachte om zijn penis niet in de mond van de aangeefster te brengen.
Naar het oordeel van de rechtbank wijkt de beschrijving door de verdachte van die situatie zodanig af van de situatie die door de aangeefster is beschreven, dat die verklaring niet als steun voor de aangifte kan dienen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte heeft ontkend dat hij op enig moment zijn penis in de mond van de aangeefster heeft gebracht.
Nu het dossier geen andere bewijsmiddelen bevat die de aangifte ondersteunen, dient vrijspraak van het ten laste gelegde seksueel binnendringen te volgen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, heeft de verdachte verklaard dat hij naakt was toen hij zich samen met de aangeefster in een slaapkamer bevond. Vervolgens heeft hij een normaal gesproken onschuldig spelletje aangewend om toe te willen geven aan een bepaalde seksuele drang door zijn stijve penis in de mond van de aangeefster te willen brengen waarbij hij de mond tot een afstand van ongeveer tien centimeter was genaderd.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht om de verdachte ten aanzien van dit feit te ontslaan van alle rechtsvervolging nu er sprake zou zijn van vrijwillige terugtred. Dat verweer zal hierna onder de strafbaarheid van de verdachte (kopje 6) worden behandeld.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder 2 ten laste gelegde
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1.

subsidiair:hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 09 juni 2008 te Polen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer01] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling te
plegen, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , zijn blote en stijve penis (tot op een afstand van ongeveer 10 cm)
heeftgebracht naar haar mond/gezicht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij in de periode van 10 juni 2009 tot en met 9 juni 2013 te Polen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer01] , door haar borsten te betasten.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. subsidiair
poging tot het plegen van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren;
2.
ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, de poging om seksueel binnen te dringen in het lichaam van de aangeefster.
Bepleit is, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2006:AZ2169), dat van buiten komende factoren die er mede toe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, niet aan vrijwillige terugtred in de weg hoeven te staan. Doordat de aangeefster heeft aangegeven dat zij niet wilde dat de verdachte zijn penis in haar mond bracht, heeft de verdachte nagedacht over zijn gedrag en daardoor kwam hij op tijd tot inkeer.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht luidt: voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Of de handelingen van de verdachte tot de conclusie leiden dat het misdrijf niet is voltooid vanwege omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten af komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan.
De verdachte heeft verklaard dat hij een normaal gesproken onschuldig spel genaamd ‘blindemannetje’ heeft aangewend om verder te gaan. Tijdens dat spel droeg de aangeefster een kapje, waardoor zij niets kon zien. De verdachte was naakt en naderde met zijn stijve penis de mond van zijn dochter, omdat – zoals hij zelf heeft verklaard – hij deze in haar mond probeerde te brengen. Op dat moment viel haar kapje af of deed zij het kapje af. Hierdoor zag zij de stijve penis en zij schrok daarvan. Op dat moment besloot de verdachte er vanaf te zien om zijn stijve penis in de mond van de aangeefster te brengen.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred, omdat de verdachte uiteindelijk de penis niet in haar mond heeft gebracht vanwege de reactie van de aangeefster en niet ten gevolge omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. Die omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank – mede gelet op de verklaring die de verdachte daarover heeft afgelegd – van doorslaggevende betekenis geweest bij het niet voltooien van het misdrijf. Voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred is dan ook geen plaats.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd om zijn stijve penis in de mond van zijn dochter te brengen en op een later moment heeft hij de borsten van zijn dochter over de kleding heen betast.
De verdachte heeft met de bewezen verklaarde handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van zijn dochter, hetgeen in zijn algemeenheid door een slachtoffer als (zeer) ingrijpend en traumatisch wordt ervaren. Kinderen van deze jonge leeftijd bevinden zich nog volledig in de fase van hun
(psycho-)seksuele ontwikkeling en de verdachte heeft met zijn handelen haar een normale seksuele ontwikkeling verstoord. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en hij heeft de bevrediging daarvan vooropgesteld. Hij heeft zich niet bekommerd om de (ernstige) gevolgen die deze gedragingen (op latere leeftijd) voor zijn dochter zouden kunnen hebben. Dat die gevolgen er zijn, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die namens zijn dochter tijdens de zitting is voorgelezen en waarin onder meer staat: “
Soms denk ik aan mijn leven dat ik had kunnen hebben, als dit niet was gebeurd. Ik wil leven, waar ik eerder niet zeker van was, maar altijd blijft in mij dat gevoel. Dat gevoel van iemand die zich als kind nooit veilig had gevoeld. Iemand die zichzelf, helemaal alleen, moet leren hoe normale mensen functioneren”.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij enig inzicht in zijn handelen lijkt te hebben verkregen, dat hij vrijwillig een behandeling bij De Waag heeft gevolgd (maar nog niet heeft afgerond) en dat hij openheid van zaken heeft gegeven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juni 2022. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang – het volgende in.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte verlopen zonder opmerkelijke problematiek. Hij heeft vaste huisvesting, een structurele dagbesteding, geen schulden of andere daadwerkelijke financiële problematiek, hij heeft een voldoende goed contact met zijn gezin van herkomst en overige sociale kringen en er speelt geen problematiek qua middelengebruik.
Het recidiverisico wordt als laaggemiddeld ingeschat. Echter, als de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, dan kan worden aangenomen dat de bij hem bevonden seksuele problematiek (een parafiele stoornis) hier een rol in heeft gespeeld. De verdachte kent tot op heden een seksuele interesse in minderjarigen en de recent doorlopen behandeling bij De Waag is afgesloten voordat het traject is afgerond. Daardoor wordt het de verdachte, onder andere door De Waag, tot op heden afgeraden om zich te begeven in risicovolle situaties met minderjarigen. In het verlengde daarvan kunnen risico’s op dat vlak (nog) niet worden uitgesloten, Daarmee kan een kans op een herhaling van gedrag zoals ten laste is gelegd eveneens niet worden uitgesloten.
Gelet op die inschatting wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf, gekoppeld aan een proeftijd en bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel van een op te leggen gevangenisstraf te beperken tot maximaal één maand. Hiervoor bestaat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding gelet op de ernst van de feiten. Wel ziet de rechtbank aanleiding om het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf te beperken. Daarom zal naast een gevangenisstraf ook een taakstraf van na te noemen duur op worden gelegd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het uitdrukkelijke verzoek van het slachtoffer zal aan de verdachte ook een contactverbod als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
Hiermee kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan, omdat de feiten jaren geleden zijn gepleegd en omdat er in de periode tussen de aangifte en de behandeling op zitting geen signalen zijn ontvangen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit heeft/zal begaan. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om aan de verdachte ook een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 12.241,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde materiële schade en matiging van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering met betrekking tot de materiële schade, omdat die schade onvoldoende onderbouwd is. Verzocht is de gevorderde immateriële schade te matigen.
8.3.
Beoordeling
Met betrekking tot het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade, bestaande uit kosten voor behandelingen in het kader van geestelijke gezondheidszorg, zijn vragen gerezen. Zo is niet duidelijk geworden of die kosten door een zorgverzekering zijn vergoed of gedekt en er zijn vragen gesteld over het verband tussen de behandelingen en het ten laste gelegde. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang van dat deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 juni 2008.
Nu een deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van polikliniek De Waag of een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02] ( [geboorteland01] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact zoeken met minderjarigen, hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als deze contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de veroordeelde ervoor dat hier andere volwassenen bij aanwezig zijn;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
9 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 2.500,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
35 (vijfendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2004 tot en met 09 juni 2008 te Polen, met [slachtoffer01] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte zijn penis in haar mond gebracht;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2004 tot en met 09 juni 2008 te Polen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer01] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te
plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , zijn blote en stijve penis (tot op een afstand van ongeveer 10 cm) gebracht naar haar mond/gezicht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2004 tot en met 09 juni 2008 te Polen, met [slachtoffer01] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het brengen zijn blote en stijve penis (tot op een afstand van ongeveer 10 cm) naar haar mond/gezicht;

2.hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2009 tot en met 9 juni 2017 te Polen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer01] , door haar borsten te betasten.