ECLI:NL:RBROT:2023:10422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10/302352-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met volledige ontoerekeningsvatbaarheid en PIJ-maatregel

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum01] 2003 in [geboorteplaats01] (Polen), heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag, waarbij hij op 20 november 2022 in Rotterdam het slachtoffer [slachtoffer01] met een mes in de rug heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door rapportages van gedragsdeskundigen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een PIJ-maatregel opgelegd, waarbij de nadruk ligt op behandeling in een klinische setting. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de noodzaak van behandeling in overweging genomen, evenals de aanbevelingen van deskundigen en de reclassering. De verdachte is preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] en de rechtbank heeft besloten dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van drie jaren, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/302352-22
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Polen) op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [locatie01] ,
raadsvrouw mr. J.A. Schuttevaer, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de
tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJmaatregel).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 november 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven die [slachtoffer01] met een mes in de rug heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Drs. [psycholoog01] , GZ-psycholoog (4 juli 2023) en drs. [psychiater01] , psychiater (8 juli 2023) hebben Pro Justitia rapportages opgesteld. Tevens hebben de deskundigen ter zitting een nadere toelichting verschaft.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een psychische
stoornis. Volgens de psycholoog is er bij de verdachte sprake van een ongespecificeerde psychotische stoornis, een cannabis-, alcohol-, amfetamine- en cocaïneverslaving en ouderkindrelatieproblematiek. De psychiater is van mening dat er bij de verdachte sprake is van ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en daarbij stoornissen in het gebruik van stimulantia, cannabis en alcohol. Tevens is er volgens de psychiater sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling vanwege langdurig middelengebruik en affectieve verwaarlozing gedurende de adolescentie. De genoemde stoornissen en de doorwerking daarvan waren volgens beide deskundigen ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De verdachte was volgens de deskundigen psychotisch en ervoer paranoïde wanen. De verdachte ging daardoor op in zijn eigen werkelijkheid en dit vormde een beperking voor zijn wils- en handelingsvrijheid. De verdachte was tijdens het plegen van het ten laste gelegde niet in staat zijn gedrag te reguleren en de consequenties van zijn handelen te overzien. De deskundigen adviseren het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de
rechtbank volgt en overneemt, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het
begaan van het ten laste gelegde sprake was van een zodanig ernstige ziekelijke stoornis van
de geestvermogens dat daardoor de verdachte geen wils- en handelingsvrijheid meer had. Hierdoor kan het ten laste gelegde niet aan de verdachte worden toegerekend, zodat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Zij verzoekt om aan de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen nu dit volgens de gedragsdeskundigen – zoals zij ook ter zitting nader hebben toegelicht –het meest geschikt is voor verdachte omdat hij dan behandeling kan krijgen binnen een klinische en gesloten setting.
7.2
Algemene overweging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de
omstandigheden van de verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken,
waarbij onder meer is gelet op het reclasseringsadvies van 22 september 2023, het advies van de deskundigen ter terechtzitting en de hierboven reeds behandelde rapporten.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte zat in de voorkamer (hal) van de woning waarin hij verbleef toen het slachtoffer langs hem liep en de verdachte heeft toen het slachtoffer met een mes gestoken vlak onder zijn rechter schouderblad. Door het handelen van de verdachte is de long van het slachtoffer doorboord en heeft het slachtoffer ook beschadiging aan zijn lever opgelopen. Het slachtoffer heeft vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. Dit is een zeer ernstig feit. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zijn slachtoffer niet alleen grote vrees aangejaagd, maar ook een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daarvan vaak nog jarenlang last en de herinnering daaraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte zijn opgesteld.
Psychiater drs. [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 8 juli 2023 en houdt voor zover hier van belang het volgende in.
Toekomstige behandeling van de verdachte dient gericht te worden op verdere stabilisatie van de psychotische stoornis, remissie van middelengebruik en ondersteuning bij het ontwikkelen van een eigen identiteit. De behandeling van de verdachte vindt bij voorkeur plaats vanuit een klinische setting vanwege de psychose en het middelengebruik. Het risico op recidive wordt als matig ingeschat. De verdachte heeft baat bij een pedagogische aanpak en om die reden wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De klinische behandeling vindt gelet op de problematiek van de verdachte bij voorkeur plaats bij een instelling met expertise op het gebied van jeugd- en forensische psychiatrie, bijvoorbeeld De [naam zorginstelling01] . Een jeugdinstelling is de geschikte plek voor de verdachte nu een jeugdinstelling veel structuur biedt en de verdachte zich in een volwassensetting te snel bedreigd zal voelen en daardoor niet goed in de behandeling zou kunnen komen. Er wordt geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen omdat deze maatregel nodig is om de continuïteit van de behandeling te waarborgen. Bij opleggen van de maatregel worden de volgende voorwaarden geadviseerd: het volbrengen van een klinische opname gericht op verslavingen, psychose en persoonlijkheidsproblematiek, abstinentie van drugs en alcohol en het vasthouden van contact met de betrokken behandelaren.
drs. [psychiater01] heeft ter zitting desgevraagd als nadere toelichting op de rapportage het volgende naar voren gebracht.
Het belangrijkst is dat de verdachte behandeling krijgt. Het heeft de voorkeur om dit binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te doen plaatsvinden. Zorginstelling de [naam zorginstelling01] is de enige plek die in dit kader de zorg kan bieden die de verdachte nodig heeft. Indien aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, zijn er minder behandelmogelijkheden. Ook het opleggen van TBS met voorwaarden heeft om diezelfde reden de voorkeur boven het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Aan de andere kant is het dwingen van De [naam zorginstelling01] om de verdachte op te nemen – voor zover dit mogelijk zou blijken – geen goede basis. De [naam zorginstelling01] heeft altijd eerst een intake met een betrokkene voordat zij besluiten om iemand aan te nemen. Een dergelijk intake heeft niet plaatsgevonden, dus er is geen zekerheid dat de verdachte bij de [naam zorginstelling01] behandeld kan worden.
Psycholoog drs. [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 4 juli 2023 en houdt voor zover hier van belang het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog zolang de verdachte geen toereikende behandeling krijgt en niet onder toezicht staat. Een behandeling wordt noodzakelijk geacht om het functioneren van de verdachte te verbeteren, de kans op recidive te verkleinen en de samenleving te beschermen. De huidige behandeling met antipsychotica dient voortgezet te worden en indien de verdachte stabieler is, dient zijn verslavingsproblematiek te worden behandeld. Er wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op de beperkte handelingsvaardigheden van de verdachte en gezien de verdachte sociaal-emotioneel jonger is dan zijn kalenderleeftijd. De behandeling dient plaats te vinden in een gesloten setting omdat de verdachte niet in staat wordt geacht zijn gebruik zelf te reguleren. De behandeling die verdachte nodig heeft kan worden geboden in De [naam zorginstelling01] aangezien zij een orthopsychiatrisch centrum hebben met expertise op het gebied van psychose en verslaving. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt het meest passend geacht. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is overwogen maar aangezien de behandeling van de psychiatrie op de voorgrond moet staan en dit minder goed geboden kan worden binnen een Justitiële Jeugdinrichting (JJI), heeft dit niet de voorkeur.
drs. [psycholoog01] heeft ter zitting desgevraagd als nadere toelichting op de rapportage naar voren gebracht dat de [naam zorginstelling01] de enige instelling is die de specifieke zorg aan de verdachte kan bieden. In het kader van de rapportage is gesproken met de [naam zorginstelling01] en hierbij waren er indicaties dat deze zorg, nadat een succesvolle intake heeft plaatsgevonden, daadwerkelijk geboden zou kunnen gaan worden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 22 september 2023 en houdt voor zover hier van belang het volgende in.
De reclassering acht een behandeling aangewezen en is van mening dat deze behandeling
dient te worden geboden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan de verdachte daadwerkelijk leren om de oorzaken en gevolgen van zijn gedrag te overzien en zichzelf te ontwikkelen. Het risico op recidive wordt zonder behandeling ingeschat als hoog. De verdachte kan binnen de behandeling binnen de JJI fouten maken en de consequenties zijn dan minder verstrekkend dan binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ of een voorwaardelijke TBS-maatregel. Vanuit het DIZ is aangegeven dat zowel een voorwaardelijke als een onvoorwaardelijke PIJmaatregel niet uitvoerbaar is gezien de taalbarrière van de verdachte. TBS met voorwaarden is het enige kader waarbinnen feitelijk de benodigde behandeling vormgegeven kan worden. De reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen gecombineerd met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Reclasseringsmedewerker [naam01] heeft ter zitting desgevraagd als nadere toelichting op de rapportage het volgende naar voren gebracht.
Vanuit de reclassering is contact opgenomen met verschillende instanties. Vanwege de taalbarrière wordt bij alle instanties de deur dichtgegooid voor een voorwaardelijke PIJmaatregel. De [naam zorginstelling01] heeft aangegeven dat het opnemen van de verdachte een onmogelijke missie is. De conclusie van de reclassering is dat een voorwaardelijke PIJmaatregel niet haalbaar is. Er moet dan gekeken worden naar het beste – of minst slechte – alternatief. Het advies vanuit de reclassering is dan om TBS met voorwaarden op te leggen. De verdachte is aangemeld bij FPK [naam FPK01] . Zij willen een proefopname met de verdachte doen om te onderzoeken of de verdachte zich kan handhaven in de FPK gezien zijn jonge leeftijd. Indien FPK [naam FPK01] tot de conclusie komt dat de verdachte niet past binnen hun kliniek, is er nog maar één FPK in Nederland die gespecialiseerd is in de problematiek van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was, zodat aan de verdachte geen straf kan worden opgelegd. Wel kan de rechtbank bepalen dat er een maatregel zal worden toegepast. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De raadsvrouw van de verdachte en de officier van justitie hebben de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ingevolge artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 19 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen, de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, past de rechtbank ten aanzien van dit bewezenverklaarde feit op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Er was bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een ongespecificeerd schizofreniespectrum of een andere psychotische stoornis en stoornissen in het gebruik van verdovende middelen. Voorts is het bewezen verklaarde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat gericht is tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De derde voorwaarde houdt in dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat als de verdachte niet behandeld wordt en verdachte niet abstinent wordt van verdovende middelen, het recidiverisico als matig (psychiater) tot hoog (GZ-psycholoog) wordt ingeschat. Ten slotte moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte zijn. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de PIJ-maatregel de verdachte de meeste kansen biedt om zich positief te ontwikkelen en de rechtbank sluit zich daarbij aan.
De psycholoog en psychiater hebben geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen waarbij de verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan bij De [naam zorginstelling01] omdat dit gelet op de problematiek van de verdachte voor hem de enige juiste plek is. Andere jeugdinstellingen hebben een orthopedagogische aanpak, maar de verdachte heeft volgens de deskundigen baat bij een psychiatrische invalshoek die voor jeugdigen alleen daar wordt aangeboden. Uit de toelichting van de reclassering ter terechtzitting is echter gebleken dat de [naam zorginstelling01] heeft laten weten dat er geen mogelijkheid is de verdachte daar te behandelen. Alhoewel ter terechtzitting hieraan tegenstrijdige informatie naar voren is gekomen vanuit de GZ-psycholoog die in het kader van de rapportage ook contact met de [naam zorginstelling01] heeft gehad, gaat de rechtbank uit van de (meest recente) informatie van de reclassering. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat behandeling binnen De [naam zorginstelling01] – en daarmee behandeling binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel – helaas geen optie is.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat een langdurige intensieve behandeling nodig is om de bij de verdachte vastgestelde problematiek, die structureel van aard en zeer complex is, te behandelen en dat zo snel mogelijk met de behandeling wordt begonnen. De verdachte wil ook worden behandeld en wil niet langer in onzekerheid verkeren.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze zorg in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel of in het kader van een TBS met voorwaarden geboden dient te worden. In dit kader overweegt de rechtbank dat de verdachte een jeugdige, kwetsbare persoon is die beter ingebed lijkt te kunnen worden binnen zorg specifiek gericht op zijn leeftijdscategorie dan die binnen de volwassenenzorg. Bovendien weegt de rechtbank mee dat – indien een TBS met voorwaarden opgelegd zou worden – de verdachte in dat geval, bij gebreke aan een concrete kliniek of forensische instelling waar voor hem per direct een plaats beschikbaar is, zonder enige zorg en behandeling in vrijheid zou worden gesteld. Gelet op de persoon van de verdachte, de noodzaak tot behandeling, zijn belang om de stijgende lijn die hij in detentie heeft ingezet vast te houden, het recidiverisico en de ernst van het feit, acht de rechtbank dit onwenselijk. Het opleggen van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Op die wijze kan zo spoedig mogelijk met de benodigde behandeling worden aangevangen. De rechtbank beseft hierbij dat de door de reclassering gesignaleerde taalbarrière wellicht uitdagingen met zich zal brengen, maar gaat ervan uit dat deze overkomelijk zijn gelet op de toelichtingen van de deskundigen ter terechtzitting en de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie waaruit aanknopingspunten zijn te halen dat er binnen een JJI in het kader van behandelingen vaker met tolken wordt gewerkt.
De rechtbank overweegt tot slot dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77c, 77g, 77gg, 77s en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
legt de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie (3) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 november 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer01] met een mes in de rug heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2022 te Rotterdam aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een insteekwond in de rug en/of doorboring van de long en/of
beschadiging van de lever
heeft toegebracht door die [slachtoffer01] met een mes in de rug te steken.
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrij f om
[slachtoffer01] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
die [slachtoffer01] met een mes in de rug heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid