7.4.Conclusies van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was, zodat aan de verdachte geen straf kan worden opgelegd. Wel kan de rechtbank bepalen dat er een maatregel zal worden toegepast. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De raadsvrouw van de verdachte en de officier van justitie hebben de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ingevolge artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 19 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen, de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, past de rechtbank ten aanzien van dit bewezenverklaarde feit op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Er was bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een ongespecificeerd schizofreniespectrum of een andere psychotische stoornis en stoornissen in het gebruik van verdovende middelen. Voorts is het bewezen verklaarde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat gericht is tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De derde voorwaarde houdt in dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat als de verdachte niet behandeld wordt en verdachte niet abstinent wordt van verdovende middelen, het recidiverisico als matig (psychiater) tot hoog (GZ-psycholoog) wordt ingeschat. Ten slotte moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte zijn. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de PIJ-maatregel de verdachte de meeste kansen biedt om zich positief te ontwikkelen en de rechtbank sluit zich daarbij aan.
De psycholoog en psychiater hebben geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen waarbij de verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan bij De [naam zorginstelling01] omdat dit gelet op de problematiek van de verdachte voor hem de enige juiste plek is. Andere jeugdinstellingen hebben een orthopedagogische aanpak, maar de verdachte heeft volgens de deskundigen baat bij een psychiatrische invalshoek die voor jeugdigen alleen daar wordt aangeboden. Uit de toelichting van de reclassering ter terechtzitting is echter gebleken dat de [naam zorginstelling01] heeft laten weten dat er geen mogelijkheid is de verdachte daar te behandelen. Alhoewel ter terechtzitting hieraan tegenstrijdige informatie naar voren is gekomen vanuit de GZ-psycholoog die in het kader van de rapportage ook contact met de [naam zorginstelling01] heeft gehad, gaat de rechtbank uit van de (meest recente) informatie van de reclassering. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat behandeling binnen De [naam zorginstelling01] – en daarmee behandeling binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel – helaas geen optie is.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat een langdurige intensieve behandeling nodig is om de bij de verdachte vastgestelde problematiek, die structureel van aard en zeer complex is, te behandelen en dat zo snel mogelijk met de behandeling wordt begonnen. De verdachte wil ook worden behandeld en wil niet langer in onzekerheid verkeren.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of deze zorg in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel of in het kader van een TBS met voorwaarden geboden dient te worden. In dit kader overweegt de rechtbank dat de verdachte een jeugdige, kwetsbare persoon is die beter ingebed lijkt te kunnen worden binnen zorg specifiek gericht op zijn leeftijdscategorie dan die binnen de volwassenenzorg. Bovendien weegt de rechtbank mee dat – indien een TBS met voorwaarden opgelegd zou worden – de verdachte in dat geval, bij gebreke aan een concrete kliniek of forensische instelling waar voor hem per direct een plaats beschikbaar is, zonder enige zorg en behandeling in vrijheid zou worden gesteld. Gelet op de persoon van de verdachte, de noodzaak tot behandeling, zijn belang om de stijgende lijn die hij in detentie heeft ingezet vast te houden, het recidiverisico en de ernst van het feit, acht de rechtbank dit onwenselijk. Het opleggen van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Op die wijze kan zo spoedig mogelijk met de benodigde behandeling worden aangevangen. De rechtbank beseft hierbij dat de door de reclassering gesignaleerde taalbarrière wellicht uitdagingen met zich zal brengen, maar gaat ervan uit dat deze overkomelijk zijn gelet op de toelichtingen van de deskundigen ter terechtzitting en de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie waaruit aanknopingspunten zijn te halen dat er binnen een JJI in het kader van behandelingen vaker met tolken wordt gewerkt.
De rechtbank overweegt tot slot dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.