ECLI:NL:RBROT:2023:10405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10-160005-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 na dodelijk ongeval met vrachtauto

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een vrachtauto betrokken was bij een dodelijk ongeval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 5 van dezelfde wet. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 21 december 2021, waarbij de verdachte tijdens het inhalen van twee fietsers een inschattingsfout maakte. Hierdoor viel een van de fietsers en kwam onder de oplegger van de vrachtwagen terecht, wat leidde tot zijn overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door de beperkte ruimte en de omstandigheden, een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd, wat de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde rechtvaardigt. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van €1000,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij beroepschauffeur is, waardoor een ontzegging van de rijbevoegdheid niet werd opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-160005-22
Datum uitspraak: 3 november 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. P.T.P. van der Made, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het primair tenlastegelegde artikel 6 WVW
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Verder heeft op de zitting niet ter discussie gestaan dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zijn telefoon heeft bediend ten tijde van het ongeval. De verdachte zal daarvan, ook zonder nadere motivering, partieel worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De wetgever heeft met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) niet beoogd om elke vorm van gevaarzettend gedrag strafbaar te stellen. Dit is pas strafbaar als het gedrag een bepaalde minimale ernst heeft. Daarvan is hier geen sprake. De verdachte heeft juist voorzichtig gehandeld door tijdens het inhalen zoveel mogelijk links (deels in de berm) te gaan rijden, aanzienlijk vaart te minderen en de fietsers in zijn spiegel in de gaten te houden. Dat het slachtoffer is gevallen is niet te wijten aan het rijgedrag van verdachte, maar mogelijk een gevolg van een ongelukkige stuurbeweging. De ondergrens van artikel 5 WVW wordt in deze zaak niet gehaald.
4.2.2.
Beoordeling
De vraag die ter beoordeling voorligt is of sprake is van overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een veroordeling te kunnen komen is vereist dat de gedraging van verdachte zodanig is geweest dat daardoor gevaar op de weg is veroorzaakt, of kon worden veroorzaakt of het verkeer is gehinderd, of kon worden gehinderd. Daarbij zal sprake moeten zijn van enige mate van verwijtbaarheid van de verdachte.
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. De verdachte reed ten tijde van het ongeval met een vrachtwagen (trekker met oplegger) op de [locatie01] in [plaats01] . Dit is een zeer smalle weg die, in combinatie met de omvang van het betrokken motorvoertuig van verdachte, maakt dat er weinig marge is voor fouten. De weg bestaat uit één rijstrook met zowel aan de rechter – als aan de linkerzijde – op het moment van de aanrijding, modderige – bermen. De verdachte heeft op enig moment twee fietsers ingehaald die voor hem bij het naderen van verdachte achter elkaar zijn gaan rijden. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat er minder dan één meter beschikbare ruimte was voor de verdachte om deze fietsers in te halen. Eén van de fietsers is tijdens de inhaalmanoeuvre van de verdachte, kennelijk door het rijden in de (bemodderde) berm en/of de rand naar het asfalt, in onbalans geraakt en op het wegdek ten val gekomen met zijn fiets. Hij is daarbij onder de oplegger van de vrachtwagen terechtgekomen, overreden en ter plaatse overleden.
De rechtbank acht in het bijzonder van belang dat de verdachte een vrachtwagen met oplegger bestuurde. In die hoedanigheid bestaat het risico, in meerdere mate dan het geval is bij een gewone personenauto, dat wanneer een andere verkeersgebruiker valt, deze onder de wielen van de vrachtwagen terecht kan komen. De zeer beperkte ruimte om in te halen maakt dat een beperkte koerswijziging daarom al leidt tot voor een zwakke weggebruiker zeer gevaarlijke situaties. Van de verdachte als bestuurder van zo’n groot motorvoertuig had verwacht mogen worden dat hij rekening hield met de risico’s voor de fietsers bij het verrichten van een bijzondere verrichting, wat een inhaalmanoeuvre -zeker onder deze omstandigheden- is, en hierbij extra voorzichtig had moeten handelen. De verdachte heeft ondanks dit risico in de gegeven omstandigheden op die plek de fietsers ingehaald en daarmee een beperkte inschattingsfout gemaakt. Afgezien van deze inschattingsfout heeft hij geen andere verkeersfouten gemaakt.
Alles afwegend heeft de verdachte wel een gevaarlijke situatie voor het overige verkeer gecreëerd, waarbij het slachtoffer ten val is gekomen en daardoor is komen te overlijden. Daarmee wordt de grens van artikel 5 WVW wel degelijk gehaald. Dit betekent dat het subsidiair ten laste gelegde is bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair:
hij op 21 december 2021 te [plaats01] , gemeente [gemeente01]
als bestuurder van een voertuig (een trekker met oplegger/vrachtwagen met
kenteken [kenteken01] ), daarmee rijdende op de voor openbaar verkeer openstaande weg,
de [locatie01] (richting [plaats01] ),
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl er sprake was van een beperkte ruimte om in te halen (te weten minder dan
1 meter),
deels in de linker berm is gaan rijden om twee fietsers, die aan de rechterzijde van
de weg reden, in te halen, waarbij één van die fietsers in de (modderige) berm is
terechtgekomen en op het wegdek is gevallen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vrachtwagen met oplegger bestuurd. Door een inschattingsfout aan de kant van de verdachte is, toen het slachtoffer ten val kwam, het slachtoffer onder de wielen van de oplegger van de vrachtwagen terecht gekomen. Als gevolg van dit ongeval is het slachtoffer overleden. Door het handelen van de verdachte is er aan de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht omdat zij door deze gebeurtenis hun dierbare moeten missen. Anderzijds verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte dit noodlottige gevolg evenmin heeft gewild. De rechtbank benadrukt dat de straf ziet op het beperkte verwijt dat verdachte kan worden gemaakt (het gaan inhalen) en dat dit los staat van de zeer ernstige gevolgen daarvan. De rechtbank begrijpt dat geen enkele strafoplegging voor deze verkeersovertreding kan opwegen tegen het leed van de nabestaanden.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging aansluiting gezocht bij straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. Zij neemt daarbij tevens mee dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met de politie en justitie.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte beroepschauffeur is en dat een ontzegging van de rijbevoegdheid verregaande gevolgen zou hebben voor zijn werk en inkomen. De rechtbank ziet daarom af van het opleggen van een ontzegging.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,00(duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 november 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 december 2021 te [plaats01] , gemeente [gemeente01]
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, namelijk een
trekker met oplegger/vrachtwagen met kenteken [kenteken01] , daarmede rijdende over de
openbare weg, de [locatie01] (richting Dirksland ),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid, te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de [locatie01] ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl er sprake was van een beperkte ruimte om in te halen (te weten minder dan
1. meter),
deels in de linker berm is gaan rijden om twee fietsers, die aan de rechterzijde van
de weg reden, in te halen, waarbij één van die fietsers in de (modderige) berm is
terechtgekomen en/of op het wegdek is gevallen en/of vervolgens door het voertuig
werd overreden;
als gevolg waarvan die fietser, genaamd [slachtoffer01] , werd gedood;
zulks terwijl hij, verdachte, tijdens het besturen van het voertuig gebruik heeft
gemaakt van een mobiele telefoon (berichten lezen en/of versturen en/of bellen)
en/of die telefoon heeft vastgehouden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2021 te [plaats01] , gemeente [gemeente01]
als bestuurder van een voertuig (een trekker met oplegger/vrachtwagen met
kenteken [kenteken01] ), daarmee rijdende op de voor openbaar verkeer openstaande weg,
de [locatie01] (richting Dirksland ),
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl er sprake was van een beperkte ruimte om in te halen (te weten minder dan
1. meter),
deels in de linker berm is gaan rijden om twee fietsers, die aan de rechterzijde van
de weg reden, in te halen, waarbij één van die fietsers in de (modderige) berm is
terechtgekomen en/of op het wegdek is gevallen;
zulks terwijl hij, verdachte, tijdens het besturen van het voertuig gebruik heeft
gemaakt van een mobiele telefoon (berichten lezen en/of versturen en/of bellen)
en/of die telefoon heeft vastgehouden.