ECLI:NL:RBROT:2023:10404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10-277832-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met dodelijke afloop

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 februari 2022 in [plaats01] een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1976, reed met een snelheid van 74 km/u, terwijl de maximumsnelheid 50 km/u was. Bovendien was de verdachte onder invloed van alcohol, met een gehalte van 385 microgram per liter uitgeademde lucht. Het slachtoffer, een 85-jarige vrouw, stak met een rollator over en werd door de verdachte aangereden, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, en dat zijn rijgedrag heeft bijgedragen aan het ongeval. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat er sprake was van een lichtere schuldvariant. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de verdachte voor 2 jaren de rijbevoegdheid ontzegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-277832-22
Datum uitspraak: 3 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. E.J. Eijsberg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en daarmee heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De aanrijding tussen de verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden dertien meter voor een voetgangersoversteekplaats. De verdachte is bekend met de verkeerssituatie, hetgeen aanleiding had moeten zijn om extra voorzichtig te rijden en snelheid te matigen. De verdachte heeft echter met een snelheid van 74 kilometer per uur gereden, daar waar 50 kilometer per uur is toegestaan. Daarnaast heeft de verdachte ook te veel alcohol gedronken eerder die dag. De verdachte heeft het slachtoffer niet gezien terwijl het zicht niet werd belemmerd, er reflecterende stickers op de rollator waren aangebracht en de oversteekplaats duidelijk was aangekondigd. Door de aanrijding is het slachtoffer ter plaatse overleden. Haar dood is aan de schuld van de verdachte te wijten, aldus de officier van justitie.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het enkele feit dat de verdachte zich niet aan de maximumsnelheid heeft gehouden en een beperkte overschrijding van de maximale toegestane hoeveelheid alcohol in zijn lichaam had, maakt nog niet dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarnaast was het zicht op de plaats van het ongeval beperkt door de slechte verlichting, geparkeerde auto’s en bomen langs de weg. Verder blijkt uit het dossier dat het slachtoffer op behoorlijke afstand van de voetgangersoversteekplaats is overgestoken. Een plek waar de verdachte haar niet verwachtte. Bij dergelijke omstandigheden is het ongeval niet te wijten aan de schuld van de verdachte. Wat betreft het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
De vraag die ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat daarvan sprake is, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. De rechtbank dient daarbij te letten op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. In het bijzonder zal de rechtbank zich in deze zaak richten op de handelingen van de verdachte alsmede de plaats van de aanrijding.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Op 25 februari 2022 rond 21.00 uur heeft de verdachte als bestuurder van een personenauto (Audi A6) op de [locatie01] in [plaats01] de 85-jarige mevrouw [slachtoffer01] aangereden. Zij stak op dat moment met haar rollator over. [slachtoffer01] is als gevolg van die aanrijding ter plaatse komen te overlijden. De plaats van de aanrijding ligt binnen de bebouwde kom, en om die reden is de maximumsnelheid aldaar 50 kilometer per uur. Aan beide kanten van de weg bevinden zich parkeervakken met daartussen grote bomen. Daarnaast was het donker en bevindt zich op die weg een voetgangersoversteekplaats (zebrapad). De verdachte reed daar regelmatig en was (dus) bekend met deze verkeerssituatie.
Een vraag die op zitting aan de orde is geweest, is of de aanrijding heeft plaatsgehad op het zebrapad of rond het begin van het aangetroffen remspoor, ongeveer 13 meter voor het zebrapad. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling uitgaan van het voor de verdachte meest gunstige scenario dat de aanrijding 13 meter voor het zebrapad heeft plaatsgehad. Dit is bovendien gelet op het NFI-rapport van 23 september 2022 op basis van alle bekende sporen ook de meest voor de hand liggende gang van zaken.
Uit het EDR-systeem van de auto en de toestelgegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte op het moment van de aanrijding 74 kilometer per uur reed, en dus ruimschoots harder dan 50 kilometer per uur. Verder staat vast dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Een geruime tijd na het ongeval, namelijk anderhalf uur later, betrof het alcoholgehalte 385 microgram per uitgeademde liter lucht, daar waar 220 microgram is toegestaan.
Dat de snelheid boven de 72 km/uur moet hebben gelegen volgt ook uit de in de auto vastgelegde gegevens.
Gelet op de omschreven omstandigheden – beperkt zicht, donker, een zebrapad naderend – zou zelfs de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur al duidelijk harder dan verantwoord zijn geweest. De verdachte heeft als gezegd ruim boven deze snelheid gereden en verkeerde bovendien onder invloed van alcohol. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de verdachte op zijn minst
aanmerkelijkonoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en daardoor zijn auto niet tijdig voor het overstekende slachtoffer tot stilstand heeft kunnen brengen. Het slachtoffer is als gevolg daarvan komen te overlijden.
Het voorgaande betekent dat tot een bewezenverklaring wordt gekomen van een lichtere schuldvariant dan waartoe de officier van justitie gerekwireerd. Opgemerkt wordt evenwel dat in samenhang gewogen de beschreven gedragingen aan de bovengrens liggen van de ‘aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid’.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 25 februari 2022 te [plaats01] als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig
en onoplettend en onachtzaam en met aanmerkelijke verwaarlozing van
de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, te weten de [locatie01] ,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol,
- met een snelheid heeft gereden die was gelegen tussen 66 en 7
4km/u, terwijl een
maximumsnelheid van 50 km/u gold en- met die snelheid, een voetgangersoversteekplaats
is genaderd en
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was
om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en
- niet heeft opgemerkt dat een voetganger, doende was die [locatie01] nabij die
voetgangersoversteekplaats over te steken en
- ( vervolgens) met zijn auto in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger,
genaamd mevrouw [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer01] werd gedood;
2
hij op 25 februari 2022 te [plaats01] als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als
bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
385 microgram, , alcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
2.
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (385 microgram).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is met te veel alcohol op en met een te hoge snelheid, en zonder deze snelheid te minderen een voetgangersoversteekplaats genaderd. Nabij deze voetgangers-oversteekplaats stak op dat moment het 85-jarige slachtoffer met haar rollator de weg over. Als gevolg van het handelen van de verdachte is het slachtoffer aangereden en ter plaatse overleden. Hierdoor is diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Dit is op indrukwekkende wijze onder woorden gebracht in de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Ondanks de pijn en het verdriet wat de nabestaanden ervaren, hebben zij op de zitting richting de verdachte uitgesproken hem te vergeven. De rechtbank realiseert zich dat het onmogelijk is om een straf op te leggen die vanuit het perspectief van de nabestaanden recht doet aan het emotionele leed van de nabestaanden. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook kan het veroorzaakte leed niet ongedaan maken.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdachte heeft zich sinds de dag van het ongeval geconfronteerd gezien met de noodlottige gevolgen van het verkeersongeval. De verdachte heeft hierdoor zelf zowel zakelijk – als eigenaar van een keukenbedrijf – als persoonlijk nadelige gevolgen ondervonden die ook zijn gezin raken. Hij heeft op de zitting overtuigend spijt betuigd en er blijk van gegeven dat het zijn leven dagelijks beheerst. Tegelijkertijd realiseert hij zich dat wat hij ervaart in het niet valt bij de pijn en het verdriet die de nabestaanden moeten voelen en ervaren. Verder acht de rechtbank het van belang dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Bij de bepaling van de duur van de straffen heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet op de ernst van de gedragingen en de gevolgen daarvan is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal, anders dan door de officier geëist, daar in dit geval echter van afzien. Allereerst omdat de rechtbank komt tot een lagere gradatie van schuld. Niet wordt bewezen dat de verdachte
zeeronvoorzichtig heeft gehandeld, maar
aanmerkelijkonvoorzichtig. Daarnaast acht de rechtbank gezien de beschreven houding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. Om de ernst van het feit te benadrukken zal wel een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd en daarnaast een forse taakstraf. Daarnaast zal aan verdachte als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd
van 2 (twee) jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest conform artikel 179 lid 6 WVW.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 november 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te [plaats01] als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van
de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, te weten de [locatie01] ,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol,
- met een snelheid heeft gereden die was gelegen tussen 66 en 78 km/u, terwijl een
maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
- met die snelheid, althans nagenoeg die snelheid, een voetgangersoversteekplaats
is genaderd en/of
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was
om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voetganger, doende was die [locatie01] nabij die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of
- ( vervolgens) met zijn auto in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger,
genaamd mevrouw [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer01] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te [plaats01] als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, te weten de [locatie01] ,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- met een snelheid heeft gereden die was gelegen tussen 66 en 78 km/u, terwijl een
maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
- met die snelheid, althans nagenoeg die snelheid, een voetgangersoversteekplaats
is genaderd en/of
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was
om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voetganger, doende was die [locatie01] nabij die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of
-(vervolgens) met zijn auto in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger,
genaamd mevrouw [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] ten val is gekomen en is
overleden;
2
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te [plaats01] als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als
bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
385 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn;