ECLI:NL:RBROT:2023:10403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10-284396-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in dodelijk verkeersongeluk met wielrenner

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk op 2 juli 2022. De verdachte, een wielrenner, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot de dood van een scooterrijder. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank kon op basis van het dossier niet vaststellen wat de exacte toedracht van het ongeval was. Er waren geen technische bewijzen of een verkeersongevallenanalyse uitgevoerd, en de getuigenverklaringen boden geen eenduidig beeld van de gebeurtenissen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij schuld had aan het ongeval, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De benadeelde partij, de nabestaande van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank sprak de hoop uit dat de nabestaanden het ongeval een plek kunnen geven, ondanks het gebrek aan duidelijkheid over de toedracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-284396-22
Datum uitspraak: 3 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • toewijzing van de vordering benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.

4.Motivering vrijspraak

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verkeersgedrag van de verdachte kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig. De verdachte was bekend op de route, het was een zonnige dag en een druk fietspad, maar toch reed de verdachte met een snelheid van 30 kilometer per uur in een groep met zes andere wielrenners wiel aan wiel. De verdachte heeft plotseling, zonder zich ervan te vergewissen of het fietspad vrij was, leden van zijn wielrengroep ingehaald. Hij heeft het tegemoetkomende slachtoffer daardoor niet gezien, ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Daarmee heeft de verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende vast. De verdachte heeft op 2 juli 2022 in [plaats01] met een groep wielrenners op de [locatie01] gefietst. Hij reed daar op een vrijliggend fietspad met twee rijrichtingen die gescheiden waren door een onderbroken streep. Op enig moment is het slachtoffer als bestuurder van een scooter deze groep wielrenners in tegengestelde richting genaderd. Op het moment dat de groep wielrenners en het slachtoffer elkaar passeerden kwamen er twee wielrenners, onder wie de verdachte en de tegenliggende scooterrijder ten val. De bestuurder van de scooter is later die dag in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleden.
Na het ongeval is er geen verkeersongevallenanalyse uitgevoerd. Ook is toen door de politie ter plaatse besloten om geen selecteur ter plaatse te laten komen. Ter plaatse zijn geen sporen veiliggesteld. Andere technische bewijsmiddelen, om (bijv.) de plaats van de aanrijding vast te kunnen stellen, bevinden zich evenmin in het dossier. De precieze plaats van aanrijding kan daarmee niet worden vastgesteld of gereconstrueerd. De politie beschrijft dat de diverse verklaringen van alle betrokkenen kort na het ongeval geen duidelijkheid gaven omtrent de toedracht. Wel zijn er getuigen gehoord. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen ook geen afdoende eenduidig beeld geschetst kan worden van de toedracht van het ongeval. Verdachte heeft geen herinnering aan het ongeval, een gevolg van de val en het letsel dat hij daarbij heeft opgelopen. Enerzijds bevinden zich in het dossier de verklaringen van getuigen [getuige01] (passagier snorscooter van slachtoffer) en [getuige02] die verklaren dat een fietser behorende tot de groep wielrenners (plotseling) uit die groep wielrenners naar voren is gekomen. Getuige [getuige01] heeft daarbij tevens verklaard dat zij één van de wielrenners over de onderbroken streep en op de verkeerde weghelft heeft zien fietsen. Deze verklaringen vinden echter tegenwicht in de verklaringen van de wielrenners, in het bijzonder de verklaringen van [getuige03] en [getuige04] . [getuige03] verklaart dat de verdachte in het ‘treintje’ van wielrenners fietste en dat zij niet heeft gezien dat de verdachte uit zijn lijn heeft gereden. Daarnaast verklaart [getuige04] (de wielrenner die direct achter de verdachte reed) dat er geen sprake was van een inhaalactie. Hij verklaart dit zeker te weten omdat hij dan een ander wiel had moeten zoeken en dat was niet het geval.
Op basis van het dossier kan dan ook niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld hoe en waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Daarmee kan de rechtbank niet vaststellen of en zo ja in welke mate de verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat het primair en subsidiair ten laste gelegde beide niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De verdachte zal worden vrijgesproken.
Het staat wel vast dat er een dodelijk ongeval heeft plaatsgevonden en dat de nabestaanden van het slachtoffer – zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring – veel leed hebben ervaren en dit nog steeds ervaren. Het is te betreuren dat op basis van het dossier geen duidelijkheid kan worden verkregen over de toedracht van het ongeval. De rechtbank spreekt de hoop uit dat de nabestaanden het ongeval desondanks een plek kunnen geven.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van €4.844,93 aan materiële schade en een vergoeding van €40.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De vordering kan nog wel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering nog kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 november 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats01] als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (fiets), zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
voertuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de [locatie01] ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-het aldaar gelegen fietspad door een onderbroken middenstreep was verdeeld in
twee rijstroken van elk ongeveer 1,50 meter en/of
-dat fietspad was bestemd voor verkeer in tegengestelde rijrichtingen en/of
-hij, verdachte, op dat fietspad reed in een groep van (zeven) wielrenners,
op het moment dat vanuit tegengestelde rijrichting een bromfiets, bestuurd door
[slachtoffer01] , die groep wielrenners (inmiddels) zeer dicht genaderd was,
-die [slachtoffer01] niet heeft opgemerkt en/of
ondanks de omstandigheden (een groep naast en/of achter elkaar rijdende
wielrenners) en de beperkte breedte van het fietspad
-(zonder noodzaak) plotseling naar links heeft gestuurd en/of
-(zijdelings) uit die groep wielrenners is gereden en/of naast die groep is gaan rijden
en/of die groep wielrenners is gaan inhalen en/of
-(daarbij) de middenstreep van het fietspad heeft overschreden althans zeer dicht
naast die middenstreep heeft gereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer01] ;
waardoor die [slachtoffer01] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats01] als bestuurder van een
voertuig (fiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de [locatie01] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-het aldaar gelegen fietspad door een onderbroken middenstreep was verdeeld in
twee rijstroken van elk ongeveer 1,50 meter en/of
-dat fietspad was bestemd voor verkeer in tegengestelde rijrichtingen en/of
-hij, verdachte, op dat fietspad reed in een groep van (zeven) wielrenners,
op het moment dat vanuit tegengestelde rijrichting een bromfiets, bestuurd door
[slachtoffer01] , die groep wielrenners (inmiddels) zeer dicht genaderd was,
-die [slachtoffer01] niet heeft opgemerkt en/of
ondanks de omstandigheden (een groep naast en/of achter elkaar rijdende
wielrenners) en de beperkte breedte van het fietspad
-(zonder noodzaak) plotseling naar links heeft gestuurd en/of
-(zijdelings) uit die groep wielrenners is gereden en/of naast die groep is gaan rijden
en/of die groep wielrenners is gaan inhalen en/of
-(daarbij) de middenstreep van het fietspad heeft overschreden althans zeer dicht
naast die middenstreep heeft gereden en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer01] ;