In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader beoordeeld. Eiser, woonachtig in Nieuw-Lekkerland, had eerder een verzoek ingediend dat door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het bestreden besluit van 24 februari 2022, waarin de afwijzing van zijn aanvraag werd gehandhaafd. Eiser stelt dat zijn vader geen alimentatie betaalt en dat er een ernstig conflict tussen hen bestaat, wat volgens hem zou moeten leiden tot loskoppeling van het inkomen van zijn vader bij de beursberekening.
De rechtbank constateert dat eiser niet de gevraagde aanvullende informatie heeft verstrekt en dat er onvoldoende bewijs is dat aan de voorwaarden voor loskoppeling is voldaan. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een ernstig en structureel conflict of dat de alimentatie oninbaar is. Eiser heeft geen juridische stappen ondernomen om alimentatie te innen, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor studenten om aan te tonen dat er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding met de ouder om in aanmerking te komen voor een aanvullende beurs. De rechtbank verwijst naar relevante wet- en regelgeving die de voorwaarden voor loskoppeling van het inkomen van de ouder beschrijft, en concludeert dat eiser niet aan deze voorwaarden heeft voldaan.