ECLI:NL:RBROT:2023:1038

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
AWB-22_1468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om loskoppeling van het inkomen van de vader bij de vaststelling van de aanvullende beurs

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader beoordeeld. Eiser, woonachtig in Nieuw-Lekkerland, had eerder een verzoek ingediend dat door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het bestreden besluit van 24 februari 2022, waarin de afwijzing van zijn aanvraag werd gehandhaafd. Eiser stelt dat zijn vader geen alimentatie betaalt en dat er een ernstig conflict tussen hen bestaat, wat volgens hem zou moeten leiden tot loskoppeling van het inkomen van zijn vader bij de beursberekening.

De rechtbank constateert dat eiser niet de gevraagde aanvullende informatie heeft verstrekt en dat er onvoldoende bewijs is dat aan de voorwaarden voor loskoppeling is voldaan. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een ernstig en structureel conflict of dat de alimentatie oninbaar is. Eiser heeft geen juridische stappen ondernomen om alimentatie te innen, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor studenten om aan te tonen dat er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding met de ouder om in aanmerking te komen voor een aanvullende beurs. De rechtbank verwijst naar relevante wet- en regelgeving die de voorwaarden voor loskoppeling van het inkomen van de ouder beschrijft, en concludeert dat eiser niet aan deze voorwaarden heeft voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Nieuw-Lekkerland, eiser

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (verweerder)

(gemachtigde: mr. drs. E.H.A. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader.
1.1.
Met het besluit van 18 november 2021 heeft verweerder eisers verzoek om bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft tegen het betreden besluit van 24 februari 2022 beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiser, zijn moeder P. Mooring en namens verweerder
drs. P.M.S. Slagter.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 6 juli 2021 een verzoek ingediend om bij de vaststelling van zijn
aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader. Met het besluit van 30 september 2021 heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen.
2.1.
Eiser heeft op 30 september 2021 opnieuw verzocht om zijn vader buiten beschouwing te laten bij de berekening van zijn aanvullende beurs. Met het besluit van
18 november 2021 heeft verweerder dit verzoek opnieuw afgewezen.
2.2.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 18 november 2021 ongegrond verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij de opgevraagde gegevens van eiser niet heeft ontvangen. Op basis van de overgelegde gegevens is niet vast te stellen dat eiser aan de voorwaarden voor loskoppeling voldoet.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing van eisers verzoek om bij de vaststelling van zijn aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn vader. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij verweerders brief van 24 januari 2022 met het verzoek om aanvullende informatie niet heeft ontvangen. Eiser stelt dat zijn vader geen alimentatie voor hem betaalt of heeft betaald, omdat zijn vader daarvoor geen draagkracht heeft. Eiser stelt dat hij geen juridische stappen vanwege het niet betalen van de alimentatie heeft ondernomen. Hij was bang was dat zijn vader nooit meer betrokken bij hem zou willen zijn. Volgens eiser botst hij heel erg met zijn vader en hij hoopt dat de band ooit weer goed komt. Volgens eiser is het overduidelijk dat sprake is van een ernstig en onverzoenlijk conflict met zijn vader. Volgens eiser blijkt dit ook uit de overgelegde verklaringen, waardoor hij geen idee heeft wat hij nog meer kan doen en overleggen om een aanvullende beurs te verkrijgen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de door verweerder, bij brief van 24 januari 2022, gevraagde aanvullende informatie niet heeft verstrekt. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit studiefinanciering (Bsf 2000) volgt dat de draagkracht uit alimentatie, zoals bepaald in artikel 12 van het Bsf 2000, in acht genomen wordt bij het niet meer meetellen van het inkomen van de weigerachtige ouder bij de berekening van de aanvullende beurs. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen omdat uit de gegevens die aan verweerder is overgelegd niet blijkt of eiser aan de voorwaarden voldoet. Uit de gegevens die wel zijn overgelegd blijkt onvoldoende van de weigerachtigheid van de ouder om een bijdrage te leveren. Eiser heeft zijn vader immers niet aangesproken op het ontbreken van een bijdrage. Evenmin is gebleken van de oninbaarheid van de overeengekomen alimentatie, nu geen stappen lijken te zijn ondernomen om de alimentatie te innen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat – ondanks dat begrijpelijk is dat eiser dit wellicht anders ervaart – op basis van de overgelegde gegevens onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen eiser en zijn vader, zoals bedoeld in de uitzonderingsvoorwaarden. Gelet op de diverse in het bestreden besluit aangehaalde verklaringen, is evenmin gebleken dat eiser sinds zijn twaalfde jaar geen contact meer heeft gehad met zijn vader.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd deze uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 3.14, eerste lid, van de Wet studiefinanciering (Wsf) 2000, kan op aanvraag van een studerende de aan hem toegekende aanvullende lening worden verstrekt in de vorm van een aanvullende beurs, indien er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen ouder en studerende of van onvindbaarheid van de ouder. Onder een langdurig ernstig verstoorde verhouding wordt in ieder geval niet begrepen een conflict van financiële aard dat verband houdt met de studie.
Op grond van artikel 6 van het Besluit studiefinanciering (Bsf) 2000 bestaat aanspraak op aanvullende beurs als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, van de wet, voor wat betreft de aanvullende lening die voortvloeit uit de veronderstelde ouderlijke bijdrage van de weigerachtige of onvindbare ouder, in ieder geval indien:
a. sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen ouder en studerende,
b. het gezag van de ouder is beëindigd,
c. de studerende geen contact met de ouder heeft,
d. sprake is van voor de studerende niet inbare alimentatie als bedoeld in titel 17 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of
e. gegevens over de verblijfplaats van de ouder niet kunnen worden achterhaald.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Bsf 2000, komt, indien een studerende van zijn ouder alimentatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, ontvangt, het door de rechter vastgestelde bedrag aan alimentatie van de studerende in de plaats van de veronderstelde ouderlijke bijdrage.
Op grond van het tweede lid wordt, indien nog geen beschikking is afgegeven, de door de rechter vastgestelde alimentatie van de studerende in de plaats van de veronderstelde ouderlijke bijdrage gesteld vanaf de ingangsdatum van de alimentatie zoals die datum door de rechter is vastgesteld.