Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling, het inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole van cannabis;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
4.Waardering van het bewijs
subsidiairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
niet bewezendat de verdachte het primair ten laste gelegde feit en heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezendat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
€ 500,=(zegge:
vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 500,=(zegge:
vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.