ECLI:NL:RBROT:2023:10338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
10.109864.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met een mes tijdens een conflict tussen verdachte en aangever

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 april 2023 een terugtrekkende beweging heeft gemaakt met een mes, terwijl de aangever het mes vasthad, wat leidde tot snijletsel bij de aangever. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag en poging zware mishandeling, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, gezien zijn psychische toestand en het gebruik van alcohol en cannabis. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot € 500,= voor immateriële schade toegewezen, terwijl het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling van de verdachte benadrukt, gezien zijn psychische problemen en middelengebruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.109864.23
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. M. Sculic, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling, het inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole van cannabis;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van aangever [aangever01] (hierna: de aangever). De verwondingen van de aangever passen precies bij de door hem afgelegde verklaring dat de verdachte met het mes heeft gezwaaid en dat hij het mes van de verdachte heeft afgepakt. Daarnaast is het onwaarschijnlijk dat de aangever zichzelf in beide handen zou hebben gesneden als hij degene was geweest die het mes vast had. Voorts is op het heft van het mes DNA van de verdachte aangetroffen en op het lemmet DNA van de aangever. Dat past wederom bij de verklaring dat de verdachte het mes in zijn hand had en dat hij daarmee letsel bij de aangever heeft toegebracht. Gelet op dit alles acht de officier van justitie de verklaring van de verdachte dat de aangever degene is geweest die het mes uit de keuken heeft gepakt, ongeloofwaardig.
Het feit is gepleegd met een broodmes met een lemmet van 21 centimeter. Op het moment dat daarmee wordt gezwaaid en iemand wordt geraakt, bestaat er een aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Daarbij speelt een rol dat zowel de verdachte als de aangever onder invloed waren. Het zwaaien met een dergelijk mes in een dronken bui had veel erger kunnen aflopen.
4.1.2.
Beoordeling
Primair: poging doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een poging doodslag, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Primair impliciet: poging zware mishandeling
Vervolgens ligt aan de rechtbank de vraag voor of een poging tot zware mishandeling door de verdachte bewezen kan worden verklaard.
Vaststaat dat de aangever in de nacht van 27 april 2023 naar de woning van de verdachte is gegaan. Zowel de aangever als de verdachte waren onder invloed van alcohol. Op een gegeven moment is er een discussie ontstaan, waarna de verdachte wilde dat de aangever zijn woning zou verlaten. Vanaf dat moment staan de verklaringen van de verdachte en de aangever lijnrecht tegenover elkaar. Beiden verklaren dat de ander de agressor was en dat het mes als gevolg daarvan van die ander moest worden afgepakt. Bij zowel de verdachte als bij de aangever is letsel ontstaan. Aangever had zowel aan de linker- als rechterhand een snijverwonding aan zijn wijsvinger en aan zijn rechterhand een snijverwonding in zijn middelvinger. Daarnaast had hij een schram op zijn linker zij. De rechter-commissaris heeft ten tijde van de voorgeleiding van de verdachte geconstateerd dat ook de verdachte een verwonding had aan zijn rechterduim en dat er zich ter hoogte van de linkerslaap een verdikking bevond.
Buiten de verdachte en de aangever was ten tijde van het incident niemand in de woning aanwezig. De rechtbank ziet zich daarom gesteld voor de vraag of de overige bewijsmiddelen in het dossier enerzijds voldoende steun vormen voor de verklaring van aangever en anderzijds de verklaring van de verdachte onwaarschijnlijk maken. Dat is niet het geval. Uit beide verklaringen volgt dat het gebruikte mes van de verdachte was en dat zowel de verdachte als de aangever dit mes op enig moment hebben vastgepakt. Het resultaat van het DNA-onderzoek zegt bij die stand van zaken niet veel.
De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend kan worden vastgesteld dat de verdachte het mes op enig moment heeft weggetrokken terwijl de aangever het lemmet vasthad, waardoor letsel in de hand is ontstaan. Deze gedraging van de verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever dat zijn (voorwaardelijk) opzet daarop gericht is geweest. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het aan hem primair impliciet ten laste gelegde feit.
Subsidiair: mishandeling
Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank vastgesteld dat de aangever op enig moment het mes van de verdachte bij het lemmet heeft vastgepakt en dat de verdachte daarbij een terugtrekkende beweging heeft gemaakt, waardoor snijletsel bij de aangever is ontstaan. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling daarmee bewezen voor zover dat ziet op het maken van een trekkende beweging met het mes, terwijl aangever het mes vasthad.
4.1.3.
Conclusie
De conclusie van de rechtbank is dat op basis van de inhoud van het dossier niet precies kan worden vastgesteld wat er op 27 april 2023 is gebeurd tussen de verdachte en de aangever, behalve dat door het pakken en wegtrekken van een mes verwondingen zijn ontstaan. Daarmee kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank vindt wel de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hieronder vermeld.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
hij op 27 april 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
een trekkende beweging met een mes te maken, terwijl die [slachtoffer01] dat
mes aan de scherpe zijde vasthad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling
5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) een beroep op noodweer gedaan. De verdachte bevond zich bij het ontstaan van de discussie in zijn eigen huis waar hij zich veilig moet kunnen voelen. Die veiligheid kwam in gevaar door het handelen van de aangever toen hij een mes trok. De verdachte moest zich daartegen verdedigen.
5.2.
Beoordeling
Zoals hiervoor overwogen, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat het incident op die manier heeft plaatsgevonden zoals de verdachte het incident beschrijft. Daarmee is ook niet met de vereiste mate van aannemelijkheid vast te stellen dat sprake is geweest van een noodweersituatie zoals door de verdachte is verklaard. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
5.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de aangever door een mes terug te trekken terwijl de aangever dit mes bij het lemmet vasthad. Als gevolg daarvan is vervelend letsel aan de hand ontstaan bij de aangever. Door zich op deze manier te gedragen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik van ongespecificeerde ernst. Verder is sprake van zwakbegaafdheid en inadequate copingstrategieën, in de vorm van een emotiegerichte en vermijdende coping. Het voorgaande beïnvloedde de gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is vanuit zijn cognitieve beperkingen en het chronische middelengebruik beperkt in staat om situaties te overzien en adequaat te handelen. In het geval van een bewezenverklaring is het dan ook waarschijnlijk dat de betrokkene zich door de beschuldiging van aangever onterecht bejegend heeft gevoeld, door zijn emoties overspoeld raakte en deze emoties niet meer kon reguleren. Daaruit volgt dat wordt geadviseerd om de verdachte het tenlastegelegde feit, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag bij onbehandelde terugkeer naar de maatschappij wordt laag tot matig ingeschat. Er is wel sprake van een behandelnoodzaak.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De voornaamste criminogene factoren zijn het emotionele welzijn, de psychosociale vaardigheden en het middelengebruik. Daartegenover staan als voornaamste beschermende factoren dat sprake is van enige motivatie voor behandeling en het nastreven van positieve levensdoelen. De verdachte is voornemens om zijn leven te verbeteren en is bereid om aan alles mee te werken. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het volgen van ambulante behandeling, begeleid wonen of verblijf in een maatschappelijke opvang, het inspannen voor en behouden van een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole van alcohol en drugs.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door de bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor zijn handelen werd beïnvloed. Het bewezen verklaarde feit wordt de verdachte om die reden in mindere mate toegerekend.
Gezien de ernst van het feit – een mishandeling met een mes – kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Gelet op het feit dat de verdachte in deze zaak 96 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, heeft de verdachte zijn straf reeds ondergaan en hoeft hij niet meer terug naar de gevangenis. Dit betekent ook dat er geen ruimte is voor een voorwaardelijk strafdeel en daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de aangever [aangever01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.193,99 aan materiële schade en een vergoeding van € 57.100,= aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de ingediende vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat er geen onderbouwende stukken zijn aangeleverd.
Gelet op de bepleite vrijspraak danwel ontslag van alle rechtsvervolging van het primaire feit, verzoekt de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ook in het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de onderbouwing van de gevorderde kosten geheel ontbreekt.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezenverklaard. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij letsel aan zijn hand heeft opgelopen en dat dit letsel is ontstaan door de bewezenverklaarde gedraging van de verdachte. Daardoor is bij de benadeelde partij rechtstreeks schade ontstaan. De rechtbank acht het billijk om hiervoor een vergoeding van immateriële schade toe te kennen ter hoogte van € 500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij. Omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten worden deze tot op heden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,= vermeerderd met de wettelijke vanaf 27 april 2023. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezendat de verdachte het primair ten laste gelegde feit en heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezendat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 500,=(zegge:
vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 500,=(zegge:
vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 april 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
- met een mes in de richting van het gezicht van die [slachtoffer01] heeft
gezwaaid en/of
- een trekkende beweging met een mes heeft gemaakt, terwijl die
[slachtoffer01] dat mes aan de scherpe zijde vasthad (ter afwering van de
gedragingen van verdachte) en/of
- een of meer stekende bewegingen met een mes naar de hand(en) en/of
in/naar de zij, althans in de richting van het lichaam en/of het hoofd,
van die [slachtoffer01] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- met een mes in de richting van het gezicht van die [slachtoffer01] te zwaaien
en/of
- een trekkende beweging met een mes te maken, terwijl die Fermine dat
mes aan de scherpe zijde vasthad (ter afwering van de gedragingen van
verdachte) en/of
- een of meer stekende bewegingen met een mes naar de hand(en) en/of
in/naar de zij, althans in de richting van het lichaam en/of hoofd, van
die [slachtoffer01] te maken;