ECLI:NL:RBROT:2023:10335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/10/666943 / FA RK 23-7412
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 Wvggz met betrekking tot psychische stoornis en risico op ernstig nadeel

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam met betrekking tot een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een maniform toestandsbeeld bij een schizoaffectieve stoornis, en middelengebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de recente ontwikkelingen in de zorgbehoefte van de betrokkene, waarbij de onafhankelijke psychiater tijdens de mondelinge behandeling aanvullende zorgvormen heeft voorgesteld, waaronder 'insluiten'. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking, en heeft de maatregelen zoals opgenomen in de rechtsoverwegingen goedgekeurd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.M. Moerman en schriftelijk uitgewerkt op 7 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/666943 / FA RK 23-7412
Referentienummer: [nummer01]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 oktober 2023 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01], [geboorteplaats01] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats01],
op dit moment verblijvende in [instelling01] te [plaats01] ,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 12 oktober 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam01] , psychiater, van 10 oktober 2023;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 12 oktober 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam01] , onafhankelijk psychiater (telefonisch);
  • [naam02] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan Antes (hierna: de behandelaar).
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
Het verzoek is tegelijk behandeld met het verzoek van de officier tot wijziging van een voortzetting crisismaatregel, bekend onder zaak- en rekestnummer: C/10/667775 FA RK 23-7820. Op dat verzoek is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een maniform toestandsbeeld bij een schizoaffectieve stoornis, alsook middelengebruik.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene de afgelopen periode meerdere keren maniform-psychotisch is gedecompenseerd. Betrokkene is hiervoor meerdere keren vrijwillig opgenomen, maar daarna tegen advies met ontslag gegaan. Betrokkene kampt daarnaast met verslavingen. Als het minder goed gaat met haar, is ze verward en onvoorspelbaar en doet ze ongepaste uitspraken. Ook kunnen anderen misbruik van haar maken, omdat ze dan kwetsbaar en grenzeloos is. Daarnaast heeft betrokkene een minderjarige dochter die bij de ouders van betrokkene woont. Betrokkene gaat in verwarde toestand naar haar toe en komt ook vaker langs dan afgesproken. Dit is schadelijk voor haar dochter.
Tijdens de mondelinge behandeling licht de behandelaar toe dat betrokkene erg druk op de afdeling is. In de nacht loopt betrokkene steeds rond, waardoor ze uitgeput raakt. Ook verstoort ze de nachtrust van medepatiënten door op hun deur te kloppen. Daarnaast werd ze steeds provocerender naar anderen. Om deze redenen is betrokkene gesepareerd, waarbij ze ’s nachts in de separeer verblijft en overdag op de afdeling is. De behandelaar verklaart daarnaast dat het vermoeden bestaat dat de ex-vriend van betrokkene verdovende middelen binnensmokkelt als hij op bezoek komt, omdat er een toename te zien is in de onrust bij betrokkene na zijn bezoek. Betrokkene is kwetsbaar voor misbruik en deze ex-partner heeft geen goede invloed op haar herstel. De behandelaar vertelt daarnaast dat er gewisseld is in de medicatie van betrokkene om haar te stabiliseren. Het is van belang dat betrokkene haar medicatie blijft innemen. De behandelaar vreest dat betrokkene zonder zorgmachtiging zich zal onttrekken aan de noodzakelijke zorg, waardoor ze in een kwetsbare positie komt. De hoop is bovendien dat betrokkene op lange termijn haar verslaving onder controle kan krijgen, maar daarvoor is eerst nodig dat betrokkene stabiel wordt.
2.3.
Om een crisissituatie af te wenden, ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De advocaat stelt zich namens betrokkene op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen, aangezien betrokkene bereid is om aan de behandeling vrijwillig mee te werken. De rechtbank gaat aan dit standpunt van de advocaat voorbij. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is wisselend ten aanzien van de benodigde zorg. Het ene moment staat ze open van behandeling en medicatie, maar op een ander moment niet meer. Ook is zij meerdere keren tegen advies in met ontslag gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de behandelaar ook dat betrokkene de laatste tijd haar medicatie niet meer wil innemen. Ook geeft betrokkene zelf aan dat ze weg wil. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
Wat betreft de toe te wijzen vormen van verplichte zorg, merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank kan op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz andere vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging opnemen dan in het verzoekschrift van de officier zijn opgenomen. Daarmee kan volgens de wetgever onder meer ingespeeld worden op ontwikkelingen in de zorgbehoefte van betrokkene (zie
Kamerstukken II2020/21, 35 667, nr. 3, p. 15). Deze mogelijkheid vindt naar het oordeel van de rechtbank haar begrenzing in zorgvormen die leiden tot vrijheidsbeneming als bedoeld in artikel 5, lid 1 onder e, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). In die gevallen is op grond van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) een daartoe strekkend advies van een onafhankelijke psychiater vereist (zie EHRM 5 oktober 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:1005JUD003136596 (
Varbanov/
Bulgarije), par. 47).
2.6.
De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige verzoekschrift en de bijgevoegde medische verklaring de zorgvorm ‘insluiten’ niet is aangekruist. De rechtbank beschouwt deze zorgvorm als een vorm van vrijheidsbeneming als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder e EVRM. Dit betekent dat deze zorgvorm niet kan worden toegewezen indien daar geen advies van een onafhankelijke psychiater aan ten grondslag ligt. Zoals hiervoor is overwogen, is het van belang dat de rechtbank kan inspelen op ontwikkelingen in de zorgbehoefte van betrokkene. De rechtbank heeft geconstateerd dat het ‘insluiten’ wel als zorgvorm is verzocht in het (later ingediende) verzoekschrift tot een wijziging van de crisismaatregel. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, ambtshalve te verzoeken om telefonisch deel te nemen aan de mondelinge behandeling om na te gaan of de medische verklaring nog actueel is (vgl. HR 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:885, rov. 3.5). Zij heeft de medische verklaring mondeling aangevuld met de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’, omdat zij deze zorgvormen – gelet op de recente ontwikkelingen – noodzakelijk acht om het ernstig nadeel te kunnen afwenden. De behandelaar heeft aangegeven dat zij deze zorgvormen opgenomen wil hebben in de zorgmachtiging, omdat betrokkene op dit moment ’s nachts is gesepareerd en het voorzienbaar is dat de noodzaak daartoe voorlopig blijft bestaan.
2.7.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, wat ziet op de bezoeken van de ex-partner van betrokkene;
  • het opnemen in een accommodatie.
Daarnaast acht de rechtbank op basis van wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling en de geactualiseerde medische verklaring, in aanvulling op het verzoek van de officier, het noodzakelijk dat de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden getroffen
voor zover het ernstig nadeel niet op een andere manier kan worden afgewend:
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene.
2.8.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.9.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene01] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.7. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 april 2024;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 30 oktober 2023 mondeling gegeven door mr. E.M. Moerman, rechter, in tegenwoordigheid van C. Boomaars, griffier, en op 7 november 2023 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.