ECLI:NL:RBROT:2023:10332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
ROT 23/290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering te weigeren. Eiser, die voorheen als monteur werkte, had zich op 12 maart 2020 ziekgemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het UWV had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 14,90%. Na bezwaar werd dit percentage aangepast naar 22,82%, maar het UWV bleef bij de afwijzing van de uitkering.

De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had vastgesteld dat eiser geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat het UWV op basis van de medische en arbeidskundige rapporten terecht had geoordeeld dat eiser op 10 maart 2022 voor 22,82% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts had de medische belastbaarheid van eiser overtuigend gemotiveerd en de arbeidsdeskundige had functies gevonden die eiser in theorie kon vervullen.

Eiser was het niet eens met de inschatting van zijn arbeidscapaciteiten en betwistte de geschiktheid van de aangeboden functies. De rechtbank oordeelde echter dat de arbeidsdeskundige voldoende had onderbouwd waarom de functies passend waren en dat er geen reden was om aan de vastgestelde FML te twijfelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op de gevraagde WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/290

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. S.M.J. Iqbal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 14,90%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven, waarbij wel het arbeidsongeschiktheidspercentage is aangepast naar 22,82%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 2 december 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als monteur tracing voor 37,55 uur per week. Terwijl eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving heeft hij zich op 12 maart 2020 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 10 maart 2022 voor 22,82% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 8 november 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 november 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 22 november 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij trekt het onderzoek van het UWV in twijfel omdat zijn arbeidscapaciteiten te optimistisch zijn ingeschat. Eiser is van mening dat hij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 10 maart 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 10 maart 2022 voor 22,82% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank merkt op dat eiser zijn bezwaargronden herhaalt in het beroepschrift. Herhaalde bezwaargronden worden naar vaste rechtspraak niet beschouwd als beroepsgronden als deze niet zijn voorzien van argumenten ten aanzien van (juistheid van) de beslissing op bezwaar. Omdat eiser naast de bezwaargronden ook de bevindingen van de MRI-scan bespreekt zal de rechtbank hierna het bestreden besluit toetsen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 10 maart 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. De verzekeringsarts B&B stelt dat uit de ingebrachte stukken en de reeds bekende medische stukken van de orthopedisch chirurg (met name de brief van 19 januari 2022) blijkt dat eiser redelijk tot goed functioneel is met zijn linker arm, fysiotherapiebehandeling wordt daarom ingezet. Uit de brief van de fysiotherapeut blijkt dat eiser niet veel verdere verbetering ervaart. Uit de stukken blijkt dat eiser beperkt is qua linker schouder- en armbelasting en ten aanzien van zwaardere kniebelastingen. De behandeling van de psycholoog is gericht op de PTSS door middel van traumaverwerking en behandeling middels EMDR. De verzekeringsarts B&B ziet geen aanleiding om eiser in het persoonlijk en sociaal functioneren meer te beperken dan de primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld. Wel heeft de verzekeringsarts B&B de FML aangescherpt bij de items 4.13 (tillen tijdens het werk) en 4.14 (dragen tijdens het werk). Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat een marginale overschrijding van het reiken met links qua afstand mogelijk is. Dit geldt volgens hem ook voor de frequentie van het reiken tot de maximale afstand.
13. Eiser heeft in beroep medische informatie ingediend van een radioloog, fysiotherapeut en een GZ-psycholoog. In het verweerschrift van 9 maart 2023 stelt het UWV dat eiser voor een groot deel de gronden van het bezwaar herhaalt. De verzekeringsarts B&B heeft volgens het UWV al gemotiveerd op de gronden van bezwaar gereageerd. De verzekeringsarts B&B heeft de informatie van de fysiotherapeut betrokken bij de heroverweging en ook de informatie van de psycholoog heeft de verzekeringsarts B&B volgens het UWV kenbaar betrokken bij de heroverweging. Daarnaast stelt het UWV dat de uitkomsten van de onderzoek van de radioloog al terug komen in de medische informatie van de longarts, huisarts en de orthopedisch chirurg.
14. Eiser heeft hiertegen in beroep geen argumenten aangevoerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan het besluit van het UWV dat eiser op
10 maart 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 8 november 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als monteur tracing omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel);
- ( SBC-code 111220) Lader, losser.
En de reservefunctie (SBC-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
16. Eiser stelt dat de functies niet geschikt zijn. De rechtbank merkt op dat de gronden van eiser voor de functies Textielproductenmaker en Productiemedewerker industrie gelijk zijn aan de gronden ingediend in bezwaar. De arbeidsdeskundige B&B heeft deze gronden in het rapport van 22 november 2022 al uitgebreid besproken. In het rapport van
8 maart 2023 herhaalt de arbeidsdeskundige B&B gemotiveerd waarom de functies passend zijn. Hij stelt dat hij de gronden van eiser niet kan volgen. Kijkend naar de functiebeschrijving en de belasting in de functies stelt de arbeidsdeskundige B&B vast dat de functies passen binnen de belastbaarheid van eiser, zoals deze is vastgesteld in de FML van 8 november 2022. Dit blijkt volgens hem ook uit de resultaat functiebeoordeling in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) van 22 november 2022.
17. Wat betreft de functie Lader, losser stelt eiser dat de functie ongeschikt is. De functie vereist het veelvuldig gebruik van beide armen en schouders. Hiernaast is het werk als lader/losser erg belastend voor het gehele lichaam en is er sprake van pieken in de werkomvang en deadlines. Dit zal volgens eiser een te hoge druk leggen op de handen, armen, schouders, rug en benen van eiser, evenals zijn mentale gesteldheid. Arbeid verlichtende maatregelen zoals het gebruik van een stapelaar, heftruck of elektrische palletwagen neemt niet weg dat er geen fysieke inspanning meer verricht dient te worden. In het rapport van 8 maart 2023 stelt de arbeidsdeskundige B&B dat deze functie past bij de belastbaarheid van eiser zoals is vastgesteld in de FML van 8 november 2022. Uit de resultaat functiebeoordeling van het CBBS volgt dat er geen signaleringen worden afgegeven binnen de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Het reiken, tillen en dragen en lopen vallen binnen eisers belastbaarheid. Verder wordt eiser niet beperkt geacht voor buigen. Ook merkt de arbeidsdeskundige B&B op dat er geen kenmerkende belasting is voor deadlines en productiepieken in deze functie.
18. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
19. Verder stelt eiser dat hij niet geschikt is voor de functie Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen. Omdat deze functie niet voor de schatting is gebruikt en dus niet ten grondslag ligt aan het bestreden besluit zal de rechtbank de beroepsgronden gericht tegen deze functie niet bespreken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 10 maart 2022 met de middelste van de drie geduide functies 77,18% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 22,82% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 10 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum voor 22,82% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.