ECLI:NL:RBROT:2023:10305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
666460
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 oktober 2023, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01] verlengd. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder van [voornaam minderjarige01] is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over haar wilsbekwaamheid en de thuissituatie van het kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 werd vastgesteld dat de moeder onder invloed van alcohol was en dat dit een bedreiging vormde voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de ingediende stukken geoordeeld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van het kind te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 januari 2024 en de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/666460 / JE RK 23-2350
datum uitspraak: 16 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2014 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.K. Durdu-Agema te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 3 oktober 2023, met de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevr. [naam01] ;
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, te Rotterdam, hierna te noemen de GI, mevr. [naam02] en mevr. [naam03] .
1.3.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Spaanse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van dhr. H. van Brandwijk, tolk in de Spaanse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft binnen het netwerk, te weten bij een tante.
2.3.
Bij beschikking van 3 oktober 2023 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI van 3 oktober 2023 tot 3 januari 2024 en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg met ingang van 3 oktober 2023 voor de duur van vier weken, te weten tot 31 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft ter zitting verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat de moeder - op de dag dat dit speelde - ernstig verward was en dat zij onder invloed van alcohol leek. De moeder is opgenomen bij Antes en de behandelend arts verklaarde de moeder niet wilsbekwaam. De Raad maakt zich zorgen over de uitspraak van [voornaam minderjarige01] , dat de moeder vaker zou drinken. [voornaam minderjarige01] heeft ook verteld dat zij regelmatig niet kan slapen omdat de moeder schreeuwt en zij zou door de moeder zijn geslagen met een stok. De Raad zou graag verder onderzoek willen doen en verzoekt een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het is van belang om een goed beeld van de thuissituatie te krijgen.
4.2.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige01] geeft aan dat zij graag bij haar tante wil blijven. Verder geeft zij over de thuissituatie aan dat die niet prettig is. [voornaam minderjarige01] wil niet thuis zijn. Er is geprobeerd om met Antes in contact te komen, maar dit is niet gelukt. Er dient onderzocht te worden hoe het gezin geholpen kan worden. Er zijn op dit moment nog teveel onduidelijkheden.
4.3.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd. De moeder ontkent de zorgen. Zij had toen wel gedronken en geeft aan dat het een halve fles wijn was. Dit kwam omdat zij slecht contact heeft met haar zoon in de Dominicaans Republiek. Het klopt niet dat zij slecht voor [voornaam minderjarige01] zorgt. Zij heeft haar niet geslagen met een stok, maar wel bedreigd met een houten pollepel. Dit is traditie op de Dominicaanse Republiek. De moeder verbleef slechts drie dagen bij Antes en is nu weer thuis.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] ernstig wordt bedreigd. Op 3 oktober jl. was de moeder fysiek en emotioneel niet beschikbaar voor [voornaam minderjarige01] . De moeder was dusdanig verward en onder invloed van alcohol dat de buren besloten de politie te bellen, waarop de moeder per ambulance ter beoordeling is overgebracht naar Antes. De behandelend arts van Antes heeft aangegeven dat de moeder op dat moment niet wilsbekwaam was ter zake haar dochter en dat de moeder ook niet aanspreekbaar was. [voornaam minderjarige01] heeft toen aangegeven dat zij graag naar haar tante wilde gaan.
5.3.
[voornaam minderjarige01] verblijft nu binnen het netwerk, te weten bij haar tante, en zij geeft zelf aan dat zij hier ook wil blijven. Op dit moment is de situatie nog onduidelijk. De kinderrechter acht het van belang dat, gelet op de ernstige acute dreigende situatie die er was op 3 oktober jl., goed onderzocht wordt wat er noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 3 januari 2024;
6.2.
handhaaft de voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van J.A. van Soest als griffier, en op schrift gesteld op 31 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.