ECLI:NL:RBROT:2023:10297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10/754500-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum01] in [geboorteplaats01], Marokko, heeft de rechtbank Rotterdam op 6 november 2023 uitspraak gedaan. De verdachte was bijgestaan door mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de zittingen op 25 september 2023 en 23 oktober 2023 heeft gehouden. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, had vrijspraak gevorderd voor de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op het verwerven en voorhanden hebben van een geldbedrag en het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlasteleggingen. De rechtbank verklaarde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij zonder nadere motivering. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers mr. D. Ince en mr. V.J.H. Mooren, en is openbaar gemaakt op de zitting van 6 november 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754500-21
Uitspraakdatum: 6 november 2023
Tegenspraak (art 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
bijgestaan door mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2023 en 23 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

4.Vrijspraak

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het onder
1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Boer, voorzitter,
mr. C. Laukens en mr. E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince en mr. V.J.H. Mooren, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 november 2023.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2020
tot en met 26 november 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, een
voorwerp, te weten een (groot) geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest
vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit
enig misdrijf.
2.
hij,
op/in of omstreeks de periode van 30 oktober 2020 tot en met 23 november 2020
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland
heeft gebracht ongeveer 475 kilogram (nettogewicht), in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of zijnde een ander
middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.