ECLI:NL:RBROT:2023:10296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10/751146-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugszaken zonder wettig en overtuigend bewijs

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in België in 1983, die werd bijgestaan door advocaat mr. M.M.K. Nuijten. De zaak betreft een tenlastelegging van drugshandel, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van grote hoeveelheden cocaïne in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juni 2020, zowel in Nederland als België. De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft vrijspraak gevorderd voor de tenlastegelegde feiten.

Tijdens de zittingen op 18, 21, 27 en 28 september 2023 en 23 oktober 2023 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zonder nadere motivering.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit voorzitter mr. A. Boer en de rechters mr. C. Laukens en mr. E. IJspeerd. De beslissing is openbaar uitgesproken, waarbij ook griffiers mr. D. Ince en mr. V.J.H. Mooren aanwezig waren. De rechtbank heeft in haar vonnis aangegeven dat de in het vonnis genoemde bijlage, die de tekst van de tenlastelegging bevat, deel uitmaakt van het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/751146-20
Uitspraakdatum: 6 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (België) op [geboortedatum01] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] , te België,
bijgestaan door mr. M.M.K. Nuijten, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18, 21,27 en 28 september 2023 en
23 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

4.Vrijspraak

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het onder
1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Boer, voorzitter,
mr. C. Laukens en mr. E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince en mr. V.J.H. Mooren, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 november 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juni 2020 te
Rotterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken,
vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van grote
hoeveelheden cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een
ander middel zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of
te bevorderen, (telkens)
-één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven
bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens):
-in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contact met één of meer
mededaders(s) onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken
gemaakt over het afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken
en/of vervoeren van voornoemde cocaïne en/of
-een telefoon en/of geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- transport geregeld en/of
-een (tussen)loods geregeld, al dan niet buiten het haventerrein en/of
-(vervolgens) de pallets met verdovende middelen, al dan niet in een
container en/of voertuig, verwisseld door identieke pallets met fruit en/of
groentewaar verwisseld en/of
-geregeld dat er voertuigen beschikbaar waren om de verdovende middelen te
vervoeren.
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 juni 2020 te
Rotterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend),
verdachte [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04]
en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte06] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid
van de Opiumwet.