Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Gro-up kinderopvang,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoekster01], en haar werkgever, Gro-up kinderopvang B.V. De werkneemster was sinds 1 maart 2009 in dienst als pedagogisch medewerker, maar meldde zich op 8 oktober 2020 ziek. De loondoorbetalingsverplichting stopte op 11 oktober 2022. Op 17 april 2023 heeft Gro-up de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juli 2023, zonder toestemming van het UWV, wat in strijd is met artikel 7:671 BW. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster01] haar verzoek tot vernietiging van de opzegging ingetrokken, maar verzocht om een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
De kantonrechter oordeelde dat de opzegging in strijd was met de wet, maar dat de werkneemster geen recht had op een billijke vergoeding. Dit omdat de werkneemster meer dan twee jaar ziek was en het niet aannemelijk was dat de vernietiging van de opzegging zou hebben geleid tot een loonaanspraak. De kantonrechter concludeerde dat Gro-up zich aan de opzegtermijn had gehouden en dat er geen ernstige verwijtbaarheid was, waardoor de verzoeken van [verzoekster01] werden afgewezen. Tevens werd [verzoekster01] veroordeeld in de proceskosten van Gro-up, vastgesteld op € 529,-.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de juiste procedure bij ontslag en de rol van het UWV in gevallen van ziekte. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, met name de artikelen 7:671 en 7:681, en de voorwaarden voor het toekennen van een billijke vergoeding.