ECLI:NL:RBROT:2023:10286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10/117160-23 vordering TUL VV: 10/127748-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijf op haventerrein

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen als uithaler betrokken was bij de invoer van ongeveer 128 kilogram cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank gelastte tevens de tenuitvoerlegging van een eerdere vordering tot tenuitvoerlegging.

De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. S. Ben Ahmed. De officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, had een gevangenisstraf van 38 maanden geëist, maar de rechtbank matigde deze eis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn betrokkenheid bij de drugshandel, niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij openheid van zaken had gegeven over zijn rol. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiliteit en de zorgen van de reclassering.

De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de handel in harddrugs met zich meebrengt voor de volksgezondheid en de samenleving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/117160-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10/127748-21
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering
in het over de verdachte opgemaakte rapport van 14 augustus 2023, met uitzondering van het locatieverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 3)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1 primair en feit 2)
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 6 mei 2023 te [plaats01] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 128,71 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 6 mei 2023 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] terwijl hij, verdachte zich, met zijn mededaders, op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container ( [containernummer01] ) door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van de feiten:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl de feiten worden gepleegd
door twee of meer verenigde personen en de toegang is verschaft tot een ruimte
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, door middel van
inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 128 kilogram cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte heeft samen met anderen pakketten cocaïne uit een container gehaald en deze vervolgens in de richting van een voertuig gebracht, gericht op verdere invoer van die pakketten cocaïne. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in drugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
14 augustus 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Volgens de reclassering is er geen sprake van een delictpatroon. Wel heeft de reclassering enige zorgen over de justitiecontacten van de afgelopen jaren die mogelijk allen voortkomen vanuit ontoereikende oplossingsvaardigheden. De verdachte heeft enige instabiliteit op zijn leefgebieden. De verdachte is vorig jaar zijn vader verloren en het is onduidelijk of hij kan terugkeren naar zijn moeder in het ouderlijk huis. Hij had ten tijde van het feit geen passende dagbesteding en was bezig met een traject hiervoor via de gemeente. Hij lijkt een zwakke financiële positie te hebben en geen mogelijkheden om dit op korte termijn zelfstandig te veranderen. Positieve en beschermende factoren zijn dat de verdachte open staat voor begeleiding, begeleid wonen en training. Het delictgedrag is ontstaan door een combinatie van een financieel belang, een negatief/crimineel netwerk en het maken van korte termijn (pro criminele) keuzes. Dit maakt dat er bij een eventueel toezicht aandacht dient te zijn voor het ondersteunen en versterken van zijn weerbaarheid, probleemoplossend vermogen en daadkracht om positieve (lange termijn) doelen te realiseren
.Concreet adviseert de reclassering het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatieverbod en een dagbestedingsverplichting.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een behoorlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en aansluiting gezocht bij de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de eis van de
officier van justitie enigszins te matigen. Zo is de verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en heeft de verdachte, weliswaar beperkt, openheid van zaken gegeven en verklaard over de reikwijdte van zijn rol in het geheel.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte desgevraagd verklaard heeft bereid te zijn mee te werken en zich aan deze voorwaarden te willen houden, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een locatieverbod op te leggen, mede omdat dit niet door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 augustus 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat het een veroordeling voor een andersoortig feit betreft.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 18 (achttien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa (cognitieve vaardigheden) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde is op 14 augustus 2023 aangemeld via IFZO en zodra er een geschikte plek voor hem is gevonden zal een intakegesprek plaatsvinden. Het verblijf start zodra er een passende plek voor hem is gevonden. Indien dit niet direct na detentie is zal de veroordeelde overbrugging moeten zoeken voor wonen binnen zijn sociale netwerk of zich moeten aanmelden bij de maatschappelijke opvang. Het verblijf voor begeleid wonen duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 5 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter,
en mrs. R.J.H. van der Linden en S.H. van Nieuwkerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 03 mei 2023 tot en met 07 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 128,71 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 128,71 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2023 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of van 128,71 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van [bedrijf01] , en/of
- één of meer schroevendraaier(s), een slijptol en/of een koevoet en/of één of meer tassen voorhanden te hebben, en/of
- een plaat van het kopschot van een container te verwijderen, en/of
- die cocaïne(blokken) uit de container te halen en/of (vervolgens) in één of meer tas(sen) te stoppen, en/of
- één of meer tas(sen) (met daarin die cocaïne(blokken)) over het hek van het terrein van [bedrijf01] te gooien, en/of
- een auto naast het hek van dat terrein te parkeren en/of (vervolgens) één of meer tassen (met daarin die cocaïne(blokken)) in het voertuig te laden;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 6 mei 2023, te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] en/of terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container ( [containernummer01] ) door middel van braak en/of inklimming;
( art 138aa lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 3 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 3 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2023 tot en met 7 mei 2023 te [plaats01] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] , die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet.
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )