In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 87 kilo cocaïne en 241 kilo heroïne in zijn woning. De verdachte werd op 29 mei 2023 aangehouden na een doorzoeking van zijn woning, waarbij de drugs werden aangetroffen. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging tot heropening van het onderzoek afgewezen, omdat de informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) voldoende concreet en specifiek was om de doorzoeking te rechtvaardigen. De verdachte verklaarde dat hij onder druk was gezet om de drugs in zijn woning te bewaren, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig en concludeerde dat hij de drugs opzettelijk aanwezig had.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte werd vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen in het Verenigd Koninkrijk voor soortgelijke feiten. De rechtbank benadrukte de schadelijke impact van harddrugs op de samenleving en de veiligheid van de kinderen van de verdachte, die in dezelfde woning woonden. Daarnaast werd besloten dat een in beslag genomen geldbedrag van €370,- aan de verdachte zou worden teruggegeven, omdat niet was aangetoond dat dit bedrag verband hield met een strafbaar feit.