ECLI:NL:RBROT:2023:10281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10/091588-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 45.169,01, dat ontnomen dient te worden. De vordering van de officier van justitie, mr. A.M.F. de Rooij, was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 184.817,14, maar de rechtbank heeft dit bedrag na beoordeling van de feiten en omstandigheden verlaagd. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij samen met een ander een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. De rechtbank heeft de opbrengst van de hennepkwekerij berekend op basis van het aantal aangetroffen planten en de verwachte opbrengst per plant, en heeft daarbij rekening gehouden met de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt. De verdediging voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de waarde van de in beslag genomen cryptovaluta was gedaald. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gerechtvaardigd was en heeft de veroordeelde verplicht om het bedrag van € 45.169,01 aan de staat te betalen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/091588-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 2 november 2023
Tegenspraak
VONNIS (ontneming)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023.

2.Voorafgaande veroordeling

Bij onder opgemeld parketnummer onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 2 november 2023 is de veroordeelde onder andere veroordeeld wegens het hierna te noemen strafbare feit.
Een kopie van het vonnis is als bijlage bij dit vonnis gevoegd.

3.Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 184.817,14;
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 184.817,14.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

4.Strafbare feit waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Bij vonnis van deze rechtbank van 2 november 2023 is de veroordeelde onder feit 1 veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep).
In voormeld vonnis is bewezen verklaard dat de veroordeelde samen met een ander een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd aan [adres01]. Deze kwekerij is van 15 oktober 2020 tot en met 30 maart 2021 in bedrijf geweest. De veroordeelde heeft voornoemd feit bekend.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat dit strafbare feit door de veroordeelde en een ander is begaan.

5.Standpunt verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de berekening van het wederrechtelijk
voordeel verweer gevoerd. Primair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering ontneming dient te worden afgewezen, danwel dat de terugbetalingsverplichting op nihil moet worden gesteld. Daartoe is aangevoerd dat het openbaar ministerie te lang heeft gewacht met het te gelde maken van de cryptovaluta van veroordeelde waarop door het openbaar ministerie conservatoir beslag is gelegd. Daardoor is de opbrengst van de cryptovaluta vele malen minder dan de waarde die ze hadden ten tijde van de inbeslagname. Het verschil in waarde overstijgt ruimschoots de werkelijke opbrengst van de hennepkwekerij en ook de door het openbaar ministerie berekende opbrengst. Deze waardevermindering dient bij het vaststellen van de betalingsverplichting te worden betrokken.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er is geoogst op de begane grond en meer dan één keer is geoogst op de bovenverdieping. De opbrengst van die oogst (te weten € 27.000,-) werd gedeeld door drie personen. Het totale voordeel van de veroordeelde is volgens de verdediging hooguit een bedrag geweest van € 5.759,91, namelijk € 9.000,- minus de energiekosten van € 3.240,09.

6.Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

6.1.
Inleiding
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Bij de beantwoording van de vraag naar de omvang van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt in beginsel uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek door de politie is gebleken. Bij onvoldoende informatie of in het geval dat de veroordeelde een onaannemelijke verklaring heeft afgelegd, worden echter de normen gehanteerd die zijn opgenomen in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van april 2005 en de update op het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van het Functioneel Parket van 1 juni 2016 (hierna gezamenlijk: het BOOM-rapport).
Met betrekking tot de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt het volgende overwogen.
6.2.
Aangetroffen hennepkwekerij
Op 30 maart 2021 is op het adres [adres01] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij was als volgt ingericht.
- Kweekruimte 1
  • Aantal planten: 255
  • Oppervlakte kwekerij (in m2): 23,4
  • Aantal planten per m2: 11
- Kweekruimte 2
  • Aantal planten: 404
  • Oppervlakte kwekerij (in m2): 24,8
  • Aantal planten per m2: 17
- Kweekruimte 3
  • Aantal planten: 221
  • Oppervlakte kwekerij (in m2): 12,8
  • Aantal planten per m2: 18
6.3.
Berekening bruto opbrengst
De verklaring van veroordeelde dat de oogst van de bovenverdieping € 27.000,- in totaal heeft opgebracht waarvan veroordeelde één derde deel heeft ontvangen, is niet aannemelijk geworden en in zijn geheel niet verifieerbaar en zal daarom terzijde worden geschoven. Veroordeelde heeft geen concrete verklaring afgelegd omtrent de totale opbrengst per volledige oogst en/of de gerealiseerde kiloprijs per volledige oogst.
6.3.1.
Uitgangspunten bij de berekening
Op grond van het aantal aangetroffen planten per m2 volgt uit de tabel in het BOOM-rapport een opbrengst van 30,0 gram per plant in kweekruimte 1, 27,2 gram per plant in kweekruimte 2 en 26,7 gram per plant in kweekruimte 3.
Op grond van het BOOM-rapport wordt als kiloprijs voor hennep een bedrag van € 4.070,- aangenomen.
De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd over het aantal planten bij eerdere oogsten. Hij heeft op de terechtzitting van 19 oktober 2023 verklaard dat hij boven één deels mislukte oogst heeft gehad. Beneden zou nog niet zijn geoogst. Gelet op de verklaring van de verdachte en op basis van de aangetroffen plantenresten, de kalk- en stofafzetting, de vervuilde koolstoffilters en de hennepresten op de knipschaartjes, wordt ervan uitgegaan dat de veroordeelde in ieder geval één eerdere geslaagde hennepoogst heeft gehad in alle drie de kweekruimten, waaruit hij voordeel heeft genoten. Onvoldoende is gebleken dat het aangetroffen sporenbeeld zou duiden op twee eerdere oogsten. Daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken. Er wordt van uitgegaan dat er bij de eerdere voltooide oogst net zo veel planten waren als zijn aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het sporenbeeld in de kweekruimte beneden significant afwijkt van het beeld in de kweekruimtes boven. Ook in die ruimte lagen op of nabij de drempel hennepresten en was sprake van kalkafzetting, vervuilde filters en stofvorming. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat ook daar een eerdere kweek heeft plaatsgevonden. Dat de eerdere oogst boven deels zou zijn mislukt is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank berekent met inachtneming van het voorgaande de bruto opbrengst als volgt:
Kweekruimte 1
Aantal planten 255
Opbrengst per plant
0,030 kg ×
Opbrengst per oogst 7,65 kg
Kweekruimte 2
Aantal planten 404
Opbrengst per plant
0,0272 kg ×
Opbrengst per oogst 10,9888 kg
Kweekruimte 3
Aantal planten 221
Opbrengst per plant
0,0267 kg ×
Opbrengst per oogst 5,9007 kg
Aantal oogsten
1 ×
Totale opbrengst 24,5395 kg
Prijs per kilo
€ 4070,00 ×
Totale bruto opbrengst € 99.875,77
6.4.
Kosten
6.4.1.
Afschrijvingskosten van de investeringen
In navolging van het BOOM-rapport wordt uitgegaan van een vast bedrag aan afschrijvingskosten voor het opzetten van een hennepkwekerij met de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten van € 200,00 per oogst in kweekruimte 1 en 3 en € 300,00 per oogst in kweekruimte 2.
Kweekruimte 1
Afschrijving per oogst € 200,00
Kweekruimte 2
Afschrijving per oogst € 300,00
Kweekruimte 3
Afschrijving per oogst € 200,00
Aantal oogsten
1 ×
Totale afschrijvingskosten
€ 700,00
6.4.2.
Variabele kosten
Als direct gerelateerd aan een oogst worden de kosten van stekken, kweekmedium, waterverbruik en voedingsstoffen als variabele aftrekposten gezien. Bij het berekenen van deze kosten wordt uitgegaan van de in het BOOM-rapport genoemde normbedragen van € 3,81 per stek per oogst en € 3,88 aan overige variabele kosten per plant per oogst (samen € 7,69 per plant per oogst).
Aantal planten 880
Prijs per plant
€ 7,69 ×
Plantkosten per oogst € 6.767,20
Aantal oogsten
1 ×
Totale variabele kosten
€ 6.767,20
6.4.3.
Elektriciteitskosten
Uitsluitend de kosten voor elektriciteit (voor zover die elektriciteit is verbruikt ten behoeve van de hennepkwekerij) kunnen, indien deze zijn betaald, voor aftrek op het wederrechtelijk verkregen voordeel in aanmerking komen.
Uit de e-mail van [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) van 13 oktober 2023 blijkt dat de veroordeelde de door [bedrijf01] geleden schade inmiddels volledig heeft vergoed. Uit de schadeberekening van [bedrijf01] volgt dat de veroordeelde ten behoeve van de hennepkwekerij kosten heeft gemaakt voor elektriciteit tot een bedrag van € 4.083,69. [bedrijf01] is echter uitgegaan van 2 oogsten en heeft ook de kosten voor de in beslag genomen kweek in rekening gebracht. De kosten voor de elektriciteit die gebruikt is voor de voltooide oogst dienen in mindering te worden gebracht. De rechtbank berekent deze kosten aan de hand van de berekening van [bedrijf01] op € 1.226,95. (25.975 kWh +12.868 kWh + 24.629 kWh : 2 oogsten x € 0,03866). Ook dient er een bedrag aan capaciteitskosten in mindering te worden gebracht. Omdat uit de informatie van [bedrijf01] niet precies kan worden herleid welk gedeelte van deze post op één oogst ziet, zal in het voordeel van veroordeelde het gehele bedrag van € 843,60 in mindering worden gebracht. In totaal wordt een bedrag van € 2.070,55 in mindering gebracht.
6.4.4.
Huisvestingskosten
Nu het bijgebouw onderdeel vormde van het woonerf van veroordeelde die de woning voor bewoning gebruikte en dus niet uitsluitend voor het kweken van hennep, worden de huisvestingskosten niet in aanmerking genomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
6.4.5.
Conclusie
De rechtbank gaat dus uit van de volgende kostenposten:
Afschrijvingskosten investering (6.4.1) € 700,00
Variabele kosten (6.4.2) € 6.767,20
Elektriciteitskosten (6.4.3)
€ 2.070,55 +
Totale kosten € 9.537,75
Dit bedrag zal op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht.
6.5.
Toerekening van het voordeel aan de veroordeelde
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van het vermelde strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient de veroordeelde te worden ontnomen.
De veroordeelde heeft samen met een ander van het strafbare feit geprofiteerd. De rechtbank gaat daarbij uit van één mededader. Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat er nog een derde persoon bij de exploitatie van de hennepkwekerij betrokken was en dat de opbrengst in gelijke delen door drie werd gedeeld. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een derde persoon betrokken was en in de opbrengst deelde. Veroordeelde heeft dit verder ook niet kunnen onderbouwen.
Er zijn geen concrete aanknopingspunten voorhanden voor een afwijkende verdeelsleutel tussen de veroordeelde en zijn mededader dan op basis van gelijke verdeling. Daarom zal het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor 1/2e deel aan de veroordeelde worden toegerekend.
6.6.
Netto opbrengst
Gezien het voorgaande, bedraagt het totale
wederrechtelijk verkregen voordeel:
Totale bruto opbrengst (6.3.2) € 99.875,77
Totale kosten (6.4)
€ 9.537,75 -/-
Totaal € 90.338,02
Van dit bedrag wordt de helft aan de veroordeelde toegerekend:
Totale netto opbrengst € 90.338,02
Toe te rekenen aan de veroordeelde (6.5)
50 % ×
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 45.169,01

7.Vaststelling van de betalingsverplichting

7.1.
Inleiding
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken. Uit vaste rechtspraak volgt dat de opbrengst van het conservatoir beslag niet dient te worden verrekend met de betalingsverplichting. De rechtbank is van oordeel dat hetzelfde geldt voor de gestelde waardevermindering van het conservatoir beslag.
7.2.
Conclusie
Het bovenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van € 45.169,01 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 45.169,01(zegge:
vijfenveertigduizend honderdnegenenzestig euro en één eurocent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 45.169,01(zegge:
vijfenveertigduizend honderdnegenenzestig euro en één eurocent).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter,
en mrs. R.J.H. van der Linden en S.H. van Nieuwkerk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (pagina 25 tot en met 45 van de doorgenummerde bijlagen het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer01] ), opgesteld door verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] .