Op 10 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1976 en preventief gedetineerd. Deze beslissing volgde op een pro forma-/regiezitting van 4 oktober 2023, waar de verdediging een niet-ontvankelijkheidsverweer heeft gevoerd tegen het openbaar ministerie. De verdediging stelde dat er sprake was van een ernstige schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelde echter dat de argumenten van de verdediging niet voldoende waren om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast werden verzoeken van de verdediging om onderzoekswensen afgewezen, waaronder het horen van getuigen en inzage in in beslag genomen telefoons. De rechtbank benadrukte dat de verdediging het recht heeft om het bronmateriaal te onderzoeken, maar dat de huidige verzoeken niet toereikend waren om de onderzoekswensen te honoreren.
Wat betreft de voorlopige hechtenis heeft de verdediging verzocht om opheffing of schorsing, maar de rechtbank oordeelde dat er nog steeds ernstige bezwaren aanwezig zijn en dat er vluchtgevaar bestaat. De rechtbank heeft de behandeling van de strafzaak voor maximaal drie maanden aangehouden, in afwachting van een beslissing van Servië over een aanvullend verzoek. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om een voortvarende behandeling van deze zaak. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en zal worden gecommuniceerd aan de betrokken partijen.