In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de pensioenverevening tussen twee ex-echtgenoten, [persoon01] en [persoon02]. De eiseres, [persoon01], heeft bij dagvaarding op 25 januari 2023 gevorderd dat [persoon02] wordt veroordeeld om een mededelingformulier in te vullen dat noodzakelijk is voor de pensioenverevening. In reactie hierop heeft [persoon02] als tegeneis gevorderd dat [persoon01] ook een mededelingformulier invult voor haar opgebouwde pensioen en dat zij de helft van de ouderdomspensioenuitkeringen aan hem uitkeert. De kantonrechter heeft de eis van [persoon01] afgewezen, terwijl de tegeneis van [persoon02] gedeeltelijk is toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over de vorderingen te oordelen, aangezien [persoon02] in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft. De zaak betreft de toepassing van de Wet Verevening Pensioenrechten (Wvps), die van toepassing is op het pensioen dat tijdens het huwelijk door beide partijen is opgebouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Wvps ook van toepassing is op het Duitse pensioen van [persoon01], omdat het huwelijksvermogensregime onder Nederlands recht valt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [persoon02] aan de eis van [persoon01] heeft voldaan, waardoor deze eis werd afgewezen. De vordering van [persoon02] om [persoon01] te veroordelen tot het invullen van het mededelingformulier werd afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. Echter, de vordering om [persoon01] te veroordelen om vanaf haar pensioengerechtigde leeftijd het voor [persoon02] opgebouwde gedeelte van de pensioenuitkeringen aan hem uit te betalen, werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.