ECLI:NL:RBROT:2023:10141
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling. De zaak betreft een beroep tegen de WOZ-beschikking van 31 maart en 30 april 2022, waarbij de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] voor het belastingjaar 2022 was vastgesteld op € 946.000,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze WOZ-waarde, wat leidde tot een herziening waarbij de waarde werd vastgesteld op € 848.000,-. Eiser ging echter in beroep tegen deze herziening, omdat hij meende dat de berekening van de aanslag onjuist was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2021 niet in geschil is. Eiser voerde aan dat de verlaging van de WOZ-waarde onvoldoende onderbouwd was en dat de aanslag voor de lokale belastingen opnieuw berekend moest worden op basis van de nieuwe WOZ-waarde. De rechtbank heeft de berekening van het aanslagbiljet van 30 april 2022 beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het bedrag van het aanslagbiljet niet met € 100,-, maar met € 136,18 verminderd moest worden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de WOZ-waarde per jaar wordt vastgesteld en dat eerdere belastingjaren buiten het geschil vallen. Eiser verzocht om vergoeding van kosten en wettelijke rente, maar deze verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.