ECLI:NL:RBROT:2023:10090
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van WIA-uitkering en de verwerking van vakbondscontributie in het SV-loon
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de definitieve berekening en de terugvordering van zijn WIA-uitkering door het UWV. Eiser ontvangt sinds 25 oktober 2018 een WIA-uitkering, die op basis van voorschotten wordt betaald, omdat hij ook werkt en daaruit loon ontvangt. Het UWV heeft de WIA-uitkering definitief berekend over de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 januari 2023 en heeft een bedrag van € 620,31 bruto als teveel ontvangen uitkering teruggevorderd. Eiser heeft tegen het besluit van het UWV beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het UWV in strijd met de wet heeft gehandeld door de vakbondscontributie in mindering te brengen op het SV-loon.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het UWV op juiste wijze de WIA-uitkering heeft berekend en dat de vakbondscontributie terecht in mindering is gebracht op het SV-loon. Eiser heeft geen wettelijke grondslag aangedragen voor zijn standpunt dat de vakbondscontributie anders verwerkt had moeten worden. De rechtbank concludeert dat het UWV niet gehouden was om een uitzondering te maken op basis van de hardheidsclausule, en dat het bestreden besluit niet in strijd is met internationale verdragen betreffende vakverenigingsvrijheid.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser te veel WIA-uitkering heeft ontvangen en het bedrag van € 620,31 bruto moet terugbetalen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.