ECLI:NL:RBROT:2023:10089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
ROT 23/3133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om herziening of toekenning van de Wet WIA met betrekking tot arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om toekenning of herziening van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die zich op 15 juni 2017 ziekmeldde vanwege lichamelijke klachten, had eerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, welke was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe aanvraag in maart 2022, die door het UWV werd afgewezen, heeft eiseres bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een wijziging in de medische situatie van eiseres rechtvaardigen. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er geen toename van klachten uit dezelfde ziekteoorzaak is, en dat de eerdere afwijzing van de WIA-uitkering terecht was. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij meer beperkt was dan eerder aangenomen, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3133

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. B.A.S. van Leeuwen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om toekenning of herziening van het recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het UWV heeft dit verzoek met het besluit van 8 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres, laatstelijk werkzaam als medewerker schoonmaak voor 20 uur per week, heeft zich op 15 juni 2017 ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten.
1.2.
Zij heeft op 26 maart 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering bij het UWV ingediend. Met het besluit van 22 mei 2019 heeft het UWV het toekennen van een WIA-uitkering per 13 juni 2019 geweigerd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan en met de beslissing op bezwaar van 24 januari 2020 is dat bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres is hiertegen niet in beroep gegaan.
2. Eiseres heeft op 21 maart 2022 een aanvraag om een WIA-uitkering gedaan vanwege lichamelijke klachten. Het UWV heeft met de brief van 31 maart 2022 aan eiseres gevraagd per welke datum zij zich toegenomen arbeidsongeschikt acht uit dezelfde ziekteoorzaak, omdat zij eerder per 13 juni 2019 geen recht had op een WIA-uitkering en zij zich van 2 januari 2020 tot 23 maart 2021 en van 3 januari 2022 tot 8 maart 2022 had ziekgemeld. Omdat eiseres geen reactie heeft gegeven op de brief van het UWV, is met de brief van 21 april 2022 de aanvraag niet verder in behandeling genomen.
3.1.
Eiseres heeft op 19 april 2022 haar aanvraag om een WIA-uitkering toegelicht en het UWV verzocht de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
3.2.
Vervolgens heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Omdat eiseres geen nieuwe wachttijd heeft volgemaakt, is gekeken of sprake is van een toename van de klachten uit dezelfde ziekteoorzaak in het kader van een WIA-herlevingsonderzoek. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 20 mei 2022 geconcludeerd dat niet uit de stukken blijkt dat het gaat om dezelfde ziekteoorzaak uit 2017 en dus dat er geen sprake is van een toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen 5 jaar na de einde wachttijd beoordeling. Met het primaire besluit is de WIA-uitkering afgewezen.
3.3.
Met het bestreden besluit is het UWV bij de afwijzing van de WIA-aanvraag gebleven.

Standpunt eiseres

4. Eiseres betwist dat geen sprake is van toegenomen klachten uit dezelfde ziekteoorzaak en zij stelt zich op het standpunt dat er wel een WIA-uitkering dient te worden toegekend. Eiseres stelt dat het bestreden besluit in strijd is genomen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.

Beoordeling door de rechtbank

5. In geschil is of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak op grond van artikel 55, eerste lid, van de Wet WIA, omdat alleen in dat geval zonder een nieuwe wachttijd de eerdere uitkering kan herleven. Het is aan eiseres om aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden te laten zien dat zij op 13 juni 2019 of in de vijf jaar daarna meer beperkt was dan door het UWV bij de eerdere beoordeling aangenomen en dat deze beperkingen bovendien voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als die waarvoor beperkingen zijn aangenomen bij de beoordeling in 2017.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en zal hierna toelichten waarom zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
7.1.
Eiseres heeft vanaf 13 juni 2019 geen WIA-uitkering gekregen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, te weten 8,98%. Daartegen is eiseres in bezwaar gegaan en met de beslissing op bezwaar van 24 januari 2020 is dat ongegrond verklaard. Tegen die beslissing op bezwaar is eiseres niet in beroep gegaan, waardoor het besluit in rechte vaststaat. Daarom staat nu de medische en arbeidsdeskundige beoordeling uit 2019 als zodanig niet ter discussie.
7.2.
In de onderhavige verzekeringsgeneeskundige beoordeling is de toelichting bij het verzoek van eiseres en de door haar ingebrachte medische informatie betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een toename van klachten op 16 juni 2019, 2 januari 2020 en 3 januari 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat op 16 juni 2019 en 2 januari 2020 de medische situatie van eiseres niet was gewijzigd. De ziekmelding van 3 januari 2022 ziet op andere klachten dan waarvoor eiseres eerder een periode van 104 weken (de wachttijd) ziek is geweest. In de periode tot september 2019 is uit de medische informatie volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet op te maken dat toen al sprake was van het carpaletunnelsyndroom (cps). De klachten die eiseres uitte passen niet typisch bij het cps: klachten bij het cps zien meer op pijn en tintelingen in handen en een beperkt aantal vingers, terwijl eiseres in die periode een subjectief gevoel van gezwollen onderarmen, polsen en handen had, wat aspecifiek is en ook wordt gezien bij veel nek-, schouder- of andere armklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres destijds de wachttijd heeft vervuld met de beperkingen die voortkomen uit het cps. Dat betekent dat er vanaf alle drie genoemde data geen recht kan ontstaan op een WIA-uitkering.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich aldus zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die maken dat sprake is geweest van een wijziging in de medische situatie van eiseres op 16 juni 2019 en 2 januari 2020, of dat sprake is van een toename van haar klachten uit dezelfde ziekteoorzaak op 3 januari 2022.
8. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat het bestreden besluit in strijd is genomen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur overweegt de rechtbank dat hiervan niet is gebleken, te minder nu eiseres haar stellingname niet nader heeft geconcretiseerd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft en niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.