In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een eenmalige energietoeslag. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen met het besluit van 10 juni 2022, omdat het inkomen van eiser in januari 2022 hoger was dan 140% van het wettelijk minimumloon. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 oktober 2022, waarin het college het verzoek om herziening van de afwijzing afwees. De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag voor de energietoeslag af te wijzen. De eisers stelden dat het vasthouden aan de peildatum van 1 januari 2022 leidt tot een onredelijk resultaat, omdat hun inkomen per 7 juni 2022 fors gedaald was. De rechtbank overweegt dat het college beleidsvrijheid heeft bij het toekennen van de energietoeslag en dat de door eisers aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag is afgewezen en dat de eisers niet in aanmerking komen voor de energietoeslag.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter A. Dingemanse en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.