ECLI:NL:RBROT:2023:10059

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/651480 / JE RK 23-151
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging verdeling van zorg- en opvoedtaken en benoeming deskundige in een kinderbeschermingszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 27 juli 2023, is de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken voor de minderjarige [voornaam minderjarige01] afgewezen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had verzocht om een wijziging van de zorgregeling, maar de rechtbank oordeelde dat de huidige regeling, waarbij [voornaam minderjarige01] om en om bij beide ouders verblijft, in zijn belang is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dreiging van een wijziging van de zorgregeling een negatieve impact op [voornaam minderjarige01] heeft en dat de nadelen van de voorgestelde wijziging niet opwegen tegen de voordelen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder om deskundigen van het KSCD op te roepen afgewezen, evenals het verzoek van de vader om een kinderpsychiater te benoemen. De rechtbank concludeert dat de GI niet langer achter het eerdere voornemen staat om de zorgregeling te wijzigen en dat de wens van [voornaam minderjarige01] om de huidige regeling te handhaven, gerespecteerd moet worden. De rechtbank benadrukt het belang van de mening van de minderjarige en de noodzaak om hem de ruimte te geven voor contact met beide ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/651480 / JE RK 23-151
Datum uitspraak: 27 juli 2023

Beschikking over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2010 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaten: mr. M.C. Reichmann en mr. C.C.A. Ouwens, kantoorhoudende te Amsterdam,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaten: mr. M.F. Hofman en mr. J. Mulder, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 9 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. M.C. Reichmann van 12 mei 2023 met het verzoek deskundigen op te roepen voor de zitting, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de briefrapportage van de GI van 22 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 1 juni 2023 in reactie op de brief van mr. M.C. Reichmann;
- het e-mailbericht van mr. M.F. Hofman van 27 juni 2023 met in de bijlage de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 juni 2023.
Op 29 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden met gesloten deuren. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/10/660882 / JE RK 23-1464.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart zijn gehoord;
- de moeder, bijgestaan door advocaten mr. M.C. Reichmann en mr. C.C.A. Ouwens;
- de vader, bijgestaan door advocaten mr. M.F. Hofman en mr. J. Mulder;
- vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] .

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
[voornaam minderjarige01] woont afwisselend een week bij de vader en een week bij de moeder.
[voornaam minderjarige02] woont bij de moeder en is om de week van vrijdagmiddag na school tot zondagavond bij de vader.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 april 2021 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
▪ [voornaam minderjarige01] zal om en om een week bij ieder van partijen verblijven waarbij het wisselmoment op maandag plaatsvindt;
▪ [voornaam minderjarige02] zal om de week van woensdag na school tot maandag aanvang school bij de
man verblijven;
▪ De schoolvakanties van de minderjarigen worden als volgt tussen partijen verdeeld:
o Voorjaarsvakantie: in de even jaren zijn zij bij de man en in de oneven jaren hij de vrouw;
o Meivakantie: in de even jaren zijn zij de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw. In de oneven jaren zijn zij de eerste helft bij de vrouw en de tweede helft bij de man. De overdracht vindt plaats op zaterdag 18:00 uur;
o Zomervakantie: in de even jaren zijn zij de eerste drie weken hij de man en de laatste drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren zijn zij de eerste drie weken bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man;
o Herfstvakantie: in de oneven jaren zijn zij bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
o Kerstvakantie: in de even jaren zijn zij de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de man en de tweede helft en de Tweede Kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren zijn zij de tweede helft alsmede de Tweede Kerstdag bij de man en de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de vrouw.
▪ De minderjarigen zullen de verjaardagen van partijen alsmede Moederdag en Vaderdag hij de ouder die het betreft doorbrengen vanaf de avond daarvoor;
▪ De verjaardag van [voornaam minderjarige01] zal in de oneven jaren bij de man worden gevierd en in de even jaren bij de vrouw en de verjaardag van [voornaam minderjarige02] zal in de even jaren bij de man worden gevierd en in de oneven jaren bij de vrouw;
▪ Overige feestdagen zullen worden doorgebracht bij de ouder bij wie zij in het kader van de zorgregeling op dat moment verblijven.
Bij beschikking van 9 maart 2023 heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedtaken als volgt gewijzigd:
▪ [voornaam minderjarige02] zal één weekend per twee weken van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 20:00 uur bij de vader verblijven;
▪ De schoolvakanties van de kinderen worden als volgt verdeeld:
o Voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
o Meivakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
o Zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
o Herfstvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
o Kerstvakantie: in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader.
De beslissing ten aanzien van de zorgregeling van [voornaam minderjarige01] en het zelfstandig verzoek van de vader tot benoeming van een kinderpsychiater zijn aangehouden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengd tot 9 januari 2024.

Het (aangehouden) verzoek van de GI

De GI heeft op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen. Thans dient nog een beslissing te worden genomen ten aanzien van [voornaam minderjarige01] .
De GI heeft verzocht de omgangsregeling van [voornaam minderjarige01] te handhaven en de GI de mogelijkheid te geven de omgang te wijzigen indien nodig. De GI zal de komende tijd bezien of in het belang van [voornaam minderjarige01] de omgangsregeling stapsgewijs aangepast dient te worden. De GI verzoekt om hierin de regie te krijgen. Het belang en de draagkracht van [voornaam minderjarige01] zijn hierin leidend. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het verweer van de moeder

De moeder heeft verweer gevoerd en ten aanzien van [voornaam minderjarige01] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de zorgregeling met betrekking tot [voornaam minderjarige01] per direct te wijzigen en wel op dezelfde wijze als is verzocht voor [voornaam minderjarige02] .
Tevens heeft de moeder verzocht de volgende deskundigen van het KSCD, dhr. drs. [naam03] en mw. drs. [naam04] , kinder- en jeugdpsychologen, en mw. drs. [naam05] , orthopedagoog, op te roepen voor de mondelinge behandeling van 29 juni 2023.

Het verweer en het aangehouden zelfstandig verzoek van de vader

De vader heeft verweer gevoerd en verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ingevolge artikel 810a, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een deskundige, te weten een kinderpsychiater, te benoemen die onderzoek doet naar de problematiek van de kinderen en vaststelt waar de kinderen behoefte aan hebben;
Het verzoek van de GI met betrekking tot het in stand laten van de zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige01] toe te wijzen en de GI de regie te geven om die zorgregeling in de toekomst aan te passen indien nodig.

De standpunten

De GI handhaaft het resterende verzoek, met dien verstande dat niet meer zal worden toegewerkt naar de regeling die voor [voornaam minderjarige01] door het KSCD is geadviseerd. Het is dus niet nodig om de GI de regie te geven om de zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige01] in de toekomst aan te passen. De GI gaat mee in de wens van [voornaam minderjarige01] om de zorgregeling te laten zoals deze nu is, te weten een 50/50-verdeling waarbij [voornaam minderjarige01] de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft. Gelet op de leeftijd van [voornaam minderjarige01] is het belangrijk om zijn mening en wens mee te laten wegen. Bovendien acht de GI het niet in het belang van beide kinderen om het advies van het KSCD ten aanzien van [voornaam minderjarige01] te volgen. De GI heeft geen bezwaar tegen het horen van de deskundigen van het KSCD, maar verwacht niet dat het iets zal opleveren of dat het noodzakelijk is voor de te nemen beslissing.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de GI. De moeder wil dat het advies van het KSCD wordt gevolgd met ingang van de start van het nieuwe schooljaar. Dit betekent concreet dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder gaat wonen en eens in de twee weken een weekend bij de vader verblijft. Door de huidige zorgregeling gaat het alleen maar slechter met [voornaam minderjarige01] . Het KSCD heeft op verzoek van de GI een advies gegeven over de zorgregeling en daarbij zeer gedetailleerd aangegeven hoe het KSCD tot dit advies is gekomen. De GI houdt zich echter nu zelf niet aan het gevraagde advies. De moeder heeft daarom verzocht de deskundigen van het KSCD uit te nodigen voor deze zitting om te vertellen over de wijze waarop met het advies van het KSCD moet worden omgegaan. In het rapport van het KSCD staat dat de problematiek van [voornaam minderjarige01] vraagt om een opvoedsituatie waarin voldoende ondersteuning is. Bij een 50/50-regeling wordt daar onvoldoende aan tegemoetgekomen. Volgens het KSCD geldt voor de vader dat er problematiek speelt die een significante belemmering vormt voor zijn opvoedvaardigheden. Daarbij is een geringe kans dat hulp voor de vader voldoende aansluit of beklijft. Verder staat in het rapport dat de noodzaak om de kwaliteit van de opvoedsituatie aan te passen zwaarder weegt dan het uitgangspunt dat evenredig contact met beide ouders goed is voor de ontwikkeling van kinderen. [voornaam minderjarige01] heeft weinig eigenheid en worstelt met loyaliteitsgevoelens. Dit maakt dat hij niet zelfstandig en weloverwogen beslissingen kan nemen.
De vader is het eens met het verzoek van de GI om de zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige01] te houden zoals deze is. Deze regeling is het beste voor [voornaam minderjarige01] en zal hem veel rust brengen. Bovendien heeft [voornaam minderjarige01] veel vrijheid om de moeder te bezoeken of om een dag eerder naar de moeder te gaan, zolang hij de vader daarvan op de hoogte brengt. De moeder stelt dat de cognitieve capaciteiten van [voornaam minderjarige01] niet in orde zijn en dat hij niet in staat is om rationele beslissingen te nemen. Daar is de vader het niet mee eens.. Een onderzoek naar de problematiek van de kinderen door een kinderpsychiater is daarom noodzakelijk. Op die manier kan worden vastgesteld waar de kinderen behoefte aan hebben. De vader heeft geen bezwaar tegen het horen van de deskundigen van het KSCD. Daarbij wordt opgemerkt dat de vader dan ook een aantal deskundigen zou willen horen over de kwaliteit van het rapport van het KSCD. De vader ziet echter het liefst dat deze procedure zo snel mogelijk afgerond wordt en dat er duidelijkheid komt.

De beoordeling

Wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van [voornaam minderjarige01]
Er is al een zorgregeling door de rechtbank bepaald. De rechtbank vat het verzoek van de GI aldus op dat – in plaats van een verzoek tot vaststelling van het recht op omgang – bedoeld is om een wijziging te verzoeken van de eerder vastgestelde zorgregeling.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW, op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen voor zover dit in liet belang van de minderjarige noodzakelijk is. Volgens het bepaalde in artikel 1:265g, tweede lid, BW kan de rechtbank op verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de GI in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI niet langer achter het eerdere voornemen staat om stapsgewijs toe te werken naar de door het KSCD geadviseerde zorgregeling waarbij [voornaam minderjarige01] bij de moeder gaat wonen en eens per twee weken een weekend naar de vader gaat. De GI acht het gelet op alle omstandigheden in het belang van [voornaam minderjarige01] dat de regeling blijft zoals deze nu is, te weten een 50/50-regeling. De GI verwacht dat een wijziging van de regeling op de door het KSCD geadviseerde wijze voor veel onrust bij [voornaam minderjarige01] zal zorgen, dat hij nog meer klem zal komen zitten en dat zijn loyaliteitsproblemen worden vergroot. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige01] herhaaldelijk tegenover de GI heeft aangegeven dat hij niet toe wil naar een regeling waarbij hij elke veertien dagen twaalf dagen bij de moeder en twee dagen bij de vader verblijft. Hoewel daarmee aan het advies van het KSCD ten aanzien van [voornaam minderjarige01] voorbij wordt gegaan, kan de rechtbank het standpunt van de GI dat de wens van [voornaam minderjarige01] moet worden gerespecteerd wel volgen. Aan de voorzitter van de rechtbank heeft [voornaam minderjarige01] ook verteld dat hij het liefst de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder wil zijn, zoals nu het geval is. [voornaam minderjarige01] wil namelijk niet kiezen tussen zijn ouders en vindt de huidige regeling prettig. De rechtbank overweegt in dit verband dat [voornaam minderjarige01] bijna 15 jaar oud is. Hoewel de bevindingen van het KSCD duidelijk en navolgbaar zijn, komt de rechtbank tot een andere conclusie als het gaat om de vraag welke zorgregeling in het belang van [voornaam minderjarige01] is. Daarbij overweegt de rechtbank dat de GI al langere tijd betrokken is bij het gezin en daardoor goed op de hoogte is van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . De GI heeft de afgelopen periode gemerkt dat de dreiging van een wijziging van de zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige01] zoals het KSCD heeft geadviseerd, een negatieve impact op hem heeft en ziet dat de nadelen daarvan niet opwegen tegen de mogelijke voordelen van de geadviseerde wijziging. Het standpunt van de moeder dat het bergafwaarts gaat met [voornaam minderjarige01] , zodat niet langer met een wijziging van de zorgregeling moet worden gewacht, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling wordt niet duidelijk welke concrete zorgen er zijn over [voornaam minderjarige01] en de GI herkent deze zorg van de moeder ook niet als zodanig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zorgregeling van [voornaam minderjarige01] niet – ook niet stapsgewijs – moeten worden gewijzigd. Het resterende verzoek van de GI zal worden afgewezen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt overigens dat [voornaam minderjarige01] op de dagen dat hij bij de vader is op eigen initiatief af en toe naar de moeder fietst. Dat acht de rechtbank een heel positieve ontwikkeling. De rechtbank dringt er bij de ouders op aan dat zij [voornaam minderjarige01] hierin de nodige ruimte blijven geven, zodat hij zich zoveel mogelijk vrij blijft voelen om betekenisvol contact met beide ouders en zijn zus aan te gaan.
Oproepen van deskundigen van het KSCD
De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd en twijfelt niet aan de kwaliteit van het KSCD-onderzoek, maar komt wel tot een andere conclusie als het gaat om de vraag welke zorgregeling in het belang van [voornaam minderjarige01] is. Het horen van de deskundigen van het KSCD maakt dat niet anders. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de moeder om de deskundigen van het KSCD op te roepen, afwijzen.
Benoemen deskundige op grond van artikel 810a Rv
In artikel 810a, tweede lid, Rv is bepaald dat de rechter in zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek tot toepassing van artikel 810a, tweede lid, Rv, bevat feiten en omstandigheden die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige en zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind.
De vader stelt zich op het standpunt dat een onderzoek van de kinderen door een kinderpsychiater noodzakelijk is. Daartoe voert hij aan dat [voornaam minderjarige01] wel degelijk in staat is om te beoordelen wat hij het liefste wil en dat hij nu het gevoel heeft dat er niets met zijn mening wordt gedaan. Volgens de vader heeft [voornaam minderjarige01] behoefte aan iemand die naar hem luistert en die er voor hem is. De rechtbank ziet in het voorgaande onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het door de vader verzochte onderzoek door een deskundige op grond van artikel 810a, tweede lid, Rv, mede gelet op het zwaar doen wegen van de mening van [voornaam minderjarige01] door de rechtbank, mede tot de beslissing van de zaak kan leiden. De rechtbank zal daarom het zelfstandig verzoek van de vader tot benoeming van een deskundige, te weten een kinderpsychiater, afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [voornaam minderjarige01] , voor zover daarop niet eerder is beslist;
wijst af het verzoek van de moeder om de betrokken deskundigen van het KSCD op te roepen;
wijst af het zelfstandig verzoek van de vader tot benoeming van een kinderpsychiater.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. S. Jordaan en S. Riege, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.