In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967, die werd verdacht van het medeplegen van schending van de inlichtingenplicht met betrekking tot uitkeringsfraude van haar partner. De verdachte zou informatie over hun gezamenlijke huishouding hebben achtergehouden voor de gemeente Rotterdam, terwijl haar partner een bijstandsuitkering ontving. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het derde feit en een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee voorwaardelijk, voor de andere feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de bijstandsuitkering van haar partner en dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en spreekt haar vrij. De uitspraak is gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2023, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging heeft gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de wetenschap van de verdachte omtrent de uitkering van haar partner, waardoor de vrijspraak gerechtvaardigd is.