ECLI:NL:RBROT:2022:9955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9398992 CV EXPL 21-27717
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van lidmaatschap en betalingsverplichting bij sportvereniging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Rotterdamse Voetbal- en Athletiek Vereniging 'Overmaas' en een gedaagde, die betwistte dat er een lidmaatschap was afgesloten. Overmaas vorderde betaling van contributie voor de seizoenen 2018/2019 en 2019/2020, maar de gedaagde ontkende ooit lid te zijn geweest en stelde dat hij nooit contact had gehad met de vereniging. De kantonrechter oordeelde dat Overmaas onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechter vernietigde het eerdere verstekvonnis van 9 maart 2021, waarin de gedaagde was veroordeeld tot betaling, en wees de vorderingen van Overmaas af. De proceskosten werden aan Overmaas opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9398992 CV EXPL 21-27717
datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Rotterdamse Voetbal- en Athletiek Vereniging “ Overmaas”,
gevestigd te Rotterdam,
eiser,
gemachtigde: mr. R. Erkelens te Wateringen (gemeente Westland),
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Overmaas’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 februari 2022, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 9 maart 2021 met zaaknummer 9039862 \ CV EXPL 21-7257;
  • de verzetdagvaarding van 29 juli 2021, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • het vonnis van 18 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 2 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van Overmaas besproken.

2..De feiten

2.1.
Overmaas is een sportvereniging met als doel het op amateuristische grondslag beoefenen en bevorderen van de voetbalsport en andere takken van sport.
2.2.
Op de website van Overmaas staat -voor zover hier relevant- het volgende vermeld:
“Senioren die bij OVERMAAS willen komen voetballen, moeten op donderdagavond contact opnemen met [naam01] ( [e_mail01] ).”
2.3.
Op 3 december 2018 heeft Overmaas, in de persoon van [naam01] , (bestuurslid van Overmaas en hierna ‘ [naam01] ’ genoemd) onderstaand appgesprek gevoerd:
“ [gedaagde01]
[geboortedatum01]
Bedankt abo
Abi
Gelukt abi
[straatnaam01] ?
En wat is je email
[adres01]
Postcode
[e_mail02]
[postcode01] ”
2.4.
In Sportlink (het inschrijvingsregister van geregistreerde sporters waar ook de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB) gebruikt van maakt) staan onderstaande gegevens vermeld. [naam01] heeft deze gegevens in Sportlink ingevoerd.
[afbeelding inschrijvingsregister]
2.5.
Overmaas heeft op 17 januari 2019 een factuur op naam van [gedaagde01] opgemaakt voor de contributie voor het seizoen 2018/2019 van € 100,00.
2.6.
Overmaas heeft op 6 augustus 2019 een factuur op naam van [gedaagde01] opgemaakt voor de contributie voor het seizoen 2019/2020 van € 200,00.
2.7.
Op 15 juni 2020 ontving Overmaas via Sportlink het verzoek om [gedaagde01] over te schrijven van Overmaas naar [voetbalvereniging01]
2.8.
Overmaas heeft [gedaagde01] bij exploot van dagvaarding van 1 februari 2021 gedagvaard om voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam te verschijnen.
2.9.
Bij onder zaaknummer 9039862 \ CV EXPL 21-7257
gewezen verstekvonnis van 9 maart 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank (hierna: het verstekvonnis) is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling aan Overmaas van een bedrag van
€ 308,63, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 300,00 vanaf 15 januari 2021 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
2.10.
Op 1 juli 2021 is uit hoofde van het verstekvonnis van 9 maart 2021 loonbeslag onder de werkgever van [gedaagde01] gelegd.

3..Het geschil

3.1.
Overmaas eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 363,08 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 300,00, rente van € 8,63 (berekend tot en met 14 januari 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 54,45 (incl. € 9,45 b.t.w.).
3.2.
Overmaas baseert de eis op het volgende.
Zij legt nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit het door [gedaagde01] gesloten lidmaatschap aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde01] heeft de contributie voor het seizoen 2018/2019 en 2019/2020 van in totaal € 300,00, ondanks meerdere betalingsverzoeken van Overmaas en haar gemachtigde, onbetaald gelaten. Aangezien [gedaagde01] in verzuim is, is hij op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd. De buitengerechtelijke kosten is [gedaagde01] verschuldigd op grond van artikel 6:96 BW.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassoskosten, toegewezen.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan.
[gedaagde01] heeft geen lidmaatschap bij Overmaas afgesloten. Er is nooit contact geweest tussen [gedaagde01] en Overmaas. Het appgesprek van 3 december 2018 is niet door hem gevoerd en hij heeft evenmin verzocht om het vermeende lidmaatschap over te schrijven naar [voetbalvereniging01] . [gedaagde01] werkt op zee en is vaak van huis. Hij heeft nooit bij Overmaas gevoetbald. Ten aanzien van alle door Overmaas overgelegde producties geldt dat het eenzijdig verkeer vanuit Overmaas naar [gedaagde01] betreft. [gedaagde01] heeft nooit correspondentie met betrekking tot de onderhavige kwestie ontvangen, laat staan een betalingsregeling getroffen. Hij is pas als gevolg van het op 1 juli 2021 gelegde loonbeslag op de hoogte geraakt van het verstekvonnis.

4..De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het over de vraag of tussen partijen een overeenkomst in de vorm van een lidmaatschap tot stand is gekomen en of [gedaagde01] op grond daarvan gehouden is de facturen van Overmaas te betalen.
4.2.
Overmaas beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stelling dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Zij dient daarom te stellen en zo nodig bewijzen dat partijen een overeenkomst zijn aangegaan.
4.3.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding daarvan door de andere partij (artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Zowel het aanbod als de aanvaarding vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Ook als [gedaagde01] niet de wil heeft gehad om een overeenkomst met Overmaas te sluiten, rechtvaardigt dit niet de conclusie dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Als Overmaas er op grond van verklaringen of gedragingen van [gedaagde01] gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [gedaagde01] die wil wel had, kan het ontbreken van een met die verklaring overeenstemmende wil niet worden ingeroepen (artikel 3:35 BW).
4.4.
Overmaas beroept zich ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een overeenkomt op de door haar overgelegde uitdraai van Sportlink, screenshots van haar website, een appgesprek van 3 december 2018, een overschrijvingsverzoek van 15 juni 2020 en een brief van 10 november 2021 waarin een betalingsregeling aan [gedaagde01] wordt bevestigd.
4.5.
Op de website van Overmaas, waarvan zij printscreens in het geding heeft gebracht, staat vermeld dat senioren die bij haar willen komen voetballen ‘op donderdagavond contact moeten opnemen met [naam01] ( [e_mail01] )’. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde01] via dit e-mailadres contact met [naam01] heeft opgenomen, wat gelet op deze vermelding op de website wel voor de hand had gelegen als hij de intentie had om een lidmaatschap af te sluiten.
4.6.
Dat [gedaagde01] contact heeft opgenomen met Overmaas blijkt, anders dan Overmaas betoogt, naar het oordeel van de kantonrechter evenmin uit het door Overmaas overgelegde appgesprek van 3 december 2018. Uit niets blijkt dat [gedaagde01] degene is die dit appgesprek voert. Overmaas heeft niet gesteld met welk telefoonnummer dit appgesprek is gevoerd; dit staat niet bij het appgesprek vermeld en ook een profielfoto ontbreekt. De enkele vermelding van de achternaam ‘ [gedaagde01] ’ wil niet zeggen dat hij daadwerkelijk degene is die het appgesprek voert.
4.7.
Overmaas heeft verder een leeg inschrijfformulier overgelegd. Kennelijk maakt Overmaas bij de inschrijfprocedure van nieuwe leden gebruik van dit inschrijfformulier. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde01] een dergelijk inschrijfformulier heeft ingevuld en aan Overmaas heeft toegestuurd.
4.8.
Met betrekking de uitdraai uit Sportlink heeft [naam01] op de mondelinge behandeling desgevraagd meegedeeld dat hij de daarop vermelde gegevens heeft ingevuld.
Van een gedraging of verklaring van [gedaagde01] is hier dus geen sprake. Tijdens de mondelinge behandeling is niet duidelijk geworden hoe [naam01] de door hem ingevoerde gegevens heeft verkregen. Een deel daarvan is weliswaar tijdens het appgesprek van 3 december 2018 aan hem doorgegeven, maar het paspoortnummer van [gedaagde01] , dat ook op de uitdraai van Sportlink staat vermeld, is in het appgesprek niet aan [naam01] doorgegeven. Hoe Overmaas aan deze gegevens is gekomen is niet duidelijk geworden.
4.9.
Het overschrijvingsverzoek van 15 november 2020 is afkomstig vanaf het e-mailadres ‘ [e_mail03] ’. Op de mondelinge behandeling is, daarnaar gevraagd, niet duidelijk geworden wie het aanvankelijke verzoek tot overschrijving heeft gedaan. Uit niets blijkt dat [gedaagde01] heeft verzocht hem over te schrijven naar ‘ [voetbalvereniging01] ’.
4.10.
Hetzelfde geldt voor het de brief van 12 november 2021 van de gemachtigde van Overmaas waarin zij een betalingsregeling aan [gedaagde01] bevestigt. Uit niets niets blijkt dat [gedaagde01] contact heeft opgenomen met de gemachtigde van Overmaas en een betalingsregeling heeft getroffen.
4.11.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat Overmaas tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde01] onvoldoende feiten heeft gesteld waaruit kan volgen dat sprake is geweest van een verklaring van [gedaagde01] waaruit zijn wil blijkt een lidmaatschap met Overmaas te willen sluiten of op grond waarvan Overmaas er redelijkerwijs op heeft mogen vertrouwen dat dit zo was. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
4.12.
Nu Overmaas onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen ontbreekt een deugdelijke grondslag voor de vordering.
4.13.
De kantonrechter zal het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 9 maart 2021 vernietigen en opnieuw recht doen, waarbij de oorspronkelijke vordering van Overmaas alsnog wordt afgewezen.
proceskosten
4.14.
Overmaas dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de verzetprocedure te dragen. Deze worden aan de zijde van [gedaagde01] vastgesteld op nihil, nu hij zonder gemachtigde procedeert en de explootkosten van de verzetdagvaarding op de voet van artikel 141 Rv voor zijn rekening blijven.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 9 maart 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9039862 CV EXPL 21-7257;
5.2.
wijst de vorderingen af;
5.3.
veroordeelt Overmaas in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
426