In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Rotterdamse Voetbal- en Athletiek Vereniging 'Overmaas' en een gedaagde, die betwistte dat er een lidmaatschap was afgesloten. Overmaas vorderde betaling van contributie voor de seizoenen 2018/2019 en 2019/2020, maar de gedaagde ontkende ooit lid te zijn geweest en stelde dat hij nooit contact had gehad met de vereniging. De kantonrechter oordeelde dat Overmaas onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. De rechter vernietigde het eerdere verstekvonnis van 9 maart 2021, waarin de gedaagde was veroordeeld tot betaling, en wees de vorderingen van Overmaas af. De proceskosten werden aan Overmaas opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.