Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 impliciet primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling, meewerken aan een alcoholverbod en meewerken aan middelencontrole.
4..Waardering van het bewijs
ellahcen op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5..Strafbaarheid feiten
1..impliciet subsidiair,
poging tot zware mishandeling;
2..
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
89 (negenentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
2 (twee) jaar;
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 500,-- (zeggen: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;