ECLI:NL:RBROT:2022:9931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10-165350-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen en belediging van politieambtenaren

Op 14 oktober 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het beledigen van twee politieambtenaren in functie. De verdachte, geboren in 1989 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Wever. De officier van justitie, mr. S. Epozdemir, eiste een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 juli 2022 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had en op 30 juni 2022 twee politieambtenaren beledigde. De rechtbank verklaarde de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd de proeftijd van een eerdere voorwaardelijk opgelegde straf met een jaar verlengd en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt, evenals de noodzaak om politieambtenaren in hun functie te beschermen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-165350-22 en 10-162795-22 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL VV: 15-187669-18
VI-nummer: 99-000543-39
Datum uitspraak: 14 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. S. Epozdemir, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van hetgeen onder beide parketnummers is ten laste gelegd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 15-187669-18;
  • gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met
VI-nummer 99-000543-39 voor een periode van 90 dagen.

4..Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring
Hetgeen onder beide parketnummers is ten laste gelegd, is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 10-165350-22
hij op 4 juli 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, in de vorm van een pistool van het merk/type
Glock 17, kaliber 9mm
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten kogelpatronen, kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad,
onder parketnummer 10-162795-22
hij op 30 juni 2022 te Rotterdam
opzettelijk
meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en [slachtoffer02] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "vieze flikker, jij bent een kanker Hollander" en "die vrouwelijke collega is een kankerhoer".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10-165350-22
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
onder parketnummer 10-162795-22
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op de openbare weg een vuurwapen voorhanden gehad met daarbij een patroonhouder gevuld met kogelpatronen die geschikt waren om met het vuurwapen te verschieten. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op. Het bezit van een vuurwapen leidt immers maar al te gemakkelijk en te vaak tot het daadwerkelijk gebruik ervan, met alle gevolgen van dien.
Hiernaast heeft de verdachte twee politieambtenaren in functie beledigd. Beledigingen van ambtenaren in de uitoefening van hun functie worden niet getolereerd. Deze professionals doen hun werk in het belang van de maatschappij en moeten dit kunnen doen zonder dat zij op een hinderlijke en respectloze manier worden behandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, namelijk op 12 mei 2021, is veroordeeld voor een feit met betrekking tot de Wet wapens en munitie.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
27 september 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft sinds zijn jeugd een fors strafblad opgebouwd. Het is onvoldoende duidelijk geworden wat aan de totstandkoming van het delictgedrag ten grondslag ligt. In 2014 is er diagnostiek afgenomen, maar dit is te oud om aan te kunnen halen.
Ondanks de vooruitgang die de verdachte heeft geboekt binnen het VI-toezicht in 2019, is hij daarna opnieuw veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf wegens poging tot wapenhandel. De verdachte lijkt zich nog steeds in een sociaal netwerk te begeven van personen die zich bezig houden met criminele activiteiten. De risico’s lijken zich met name voor te doen op het gebied van het sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding. Positief is dat sprake lijkt te zijn van een bestendige partnerrelatie en een goede band tussen de verdachte en zijn kinderen.
Gelet op de in kaart gebrachte problemen acht de reclassering het van belang dat er wordt ingezet op het op orde krijgen van praktische zaken. Om gedragsbeïnvloeding verder in te zetten, is het van belang de gedragsinterventie CoVa-plus - die hij bijna had afgerond - opnieuw in te zetten zodat hij deze kan afronden met aansluitend een ambulante behandeling bij Fivoor om de behaalde positieve resultaten van het voorlaatste VI-toezicht verder uit te kunnen breiden. Dit is nodig voor het vergroten van inzicht in eigen gedragskeuzes en het leren vermijden van risicovolle situaties.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de deelname aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, het ondergaan van een ambulante behandeling en het verlenen van medewerking aan (een traject gericht op) dagbesteding.
Voorts adviseert de reclassering om in overweging te nemen de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet (geheel) toe te wijzen.
Voorts heeft de reclasseringswerker, mevrouw [naam01] , ter terechtzitting aanvullend - kort samengevat - het volgende verklaard.
De verdachte heeft zich goed gehouden aan de bijzondere voorwaarden die waren verbonden aan het reclasseringstoezicht en het is onbekend waarom de verdachte opnieuw de fout in is gegaan. Hij heeft ontzettend zijn best gedaan om na zijn detentie het contact met het thuisfront te herstellen en dit is goed verlopen. Ook waren de uitslagen van alle urinecontroles goed, dus er was geen sprake meer van middelenafhankelijkheid. Voorts verliep de dagbesteding goed. Recente diagnostiek ontbreekt.
Naar aanleiding van de opmerking van de oudste rechter dat de verdachte slim overkomt en of het mogelijk is dat hij verkeerd wordt ingeschat, heeft de reclasseringswerker verklaard:
Uit het laatste intelligentie-onderzoek van 2014 kwam een totaal-IQ van 61. Normaliter zou hij daar niet mee kunnen werken, terwijl verdachte prima in staat is om te werken. Anderzijds kun je verbaal heel hoog scoren, maar performaal veel lager en dan komt iemand dus welbespraakt over, maar kan hij afwijkende keuzes maken. Nader onderzoek is nodig om te achterhalen waarom de verdachte steeds de verkeerde keuzes maakt, zodat de verdachte daar vervolgens onder begeleiding aan kan werken. De verdachte is gemotiveerd hieraan mee te werken. Een stok achter de deur is hierbij wel van belang.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Hierbij is voorts gewicht toegekend aan het feit dat de reclassering er positief tegenover staat om met de verdachte aan de slag te gaan en dat de verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om te werken aan zijn toekomst. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij zich gaat houden aan de bijzondere voorwaarden, zoals de rechtbank die zou opleggen. De rechtbank gunt hem die kans, maar merkt hierbij op dat dit een uitzonderlijke situatie is.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hiervoor ziet de rechtbank echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering tenuitvoerlegging (15-187669-18)

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 april 2019 is de verdachte door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, zitting houdende te Haarlem, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 november 2020 en loopt tot 31 maart 2024.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, omdat dit de consequentie is van het niet naleven van de algemene voorwaarde, namelijk het niet plegen van strafbare feiten voor het einde van de proeftijd.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat het vonnis van de politierechter betrekking heeft op een heel ander feit dan de in deze strafzaak ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat de proeftijd dient te worden verlengd met één jaar.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat de reclassering het wenselijk acht dat de verdachte een stok achter de deur behoudt, zal de rechtbank in plaats daarvan de proeftijd verlengen met één jaar.

9..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (99-000543-39)

9.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 juni 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 3 april 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 3 april 2022 en bedraagt een jaar.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, namelijk voor een periode van 90 dagen.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, zodat de verdachte zo snel mogelijk met de reclassering aan de slag kan.
9.4.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling echter afwijzen. De rechtbank acht het van belang dat deze periode van de voorwaardelijke invrijheidsstelling boven het hoofd van de verdachte blijft hangen.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder de parketnummers 10-165350-22 en
10-162795-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
  • de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa-plus. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de veroordeelde zal - na afronding van voornoemde CoVa-plus gedragsinterventie - actief deelnemen aan een intake en aan motivatiegesprekken bij Forensische Polikliniek Fivoor, met als doel diagnostiek en ondersteuning bij recidivebeperking;
  • de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een structurele vorm van dagbesteding/werk en het verkrijgen en behouden van een stabiel inkomen. Hij zal meewerken aan begeleiding door een maatschappelijke instantie op het gebied van praktische zaken, indien dit noodzakelijk wordt geacht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 11 april 2019 in de zaak met parketnummer
15-187669-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 (één) jaar;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de zaak met VI-nummer 99-000543-39.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. A. Boer en A. Anakhrouch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-165350-22
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, in de vorm van een pistool (met patroonmagazijn) van het merk/type Clock 17, kaliber 9mm
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (een) kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad;
onder parketnummer 10-162795-22
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Rotterdam
opzettelijk
een of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of [slachtoffer02] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "vieze flikker, jij bent een kanker Hollander", "die vrouwelijke collega is een kankerhoer" en/of "ik hoop dat al jullie vaders en moeders sterven aan kanker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.