ECLI:NL:RBROT:2022:992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
10/332751-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot zware mishandeling tijdens rellen op de Coolsingel te Rotterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij rellen op 19 november 2021 op de Coolsingel in Rotterdam. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot zware mishandeling. Tijdens de rellen, die ontstonden naar aanleiding van een aangekondigde demonstratie tegen coronamaatregelen, gooide de verdachte stenen naar politieagenten en vernielde hij politievoertuigen. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een voorwaardelijke jeugddetentie op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn status als asielzoeker en zijn inspanningen om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank besloot dat de verdachte een schadevergoeding van €500,00 moest betalen aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ter compensatie van de schade die hij had veroorzaakt. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causale verband tussen de verdachte en de schade niet kon worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de betrokken politieagenten, die psychische en lichamelijke klachten hadden ervaren door de rellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/332751-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] 2003 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S., Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • toepassing van het adolescentenstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uur met aftrek van het ondergane voorarrest volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 122 uren te verrichten taakstraf resteert;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten dat de verdachte zich met ingang van heden gedurende een periode van 2 jaar niet zal bevinden binnen een straal van 1 kilometer van de Coolsingel in Rotterdam, met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • dat zal worden bevolen dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

Bespreking van de gevoerde verweren:

Openlijk geweld plegen of poging tot zware mishandeling?
De verdediging heeft verzocht kritisch te kijken naar de juridische kwalificatie van het onder 1 ten laste gelegde, omdat het gooien van stenen naar ME-medewerkers blijkens bestaande jurisprudentie is te kwalificeren als het plegen van openlijk geweld en niet als een poging tot zware mishandeling.
Beoordeling.
De verdachte heeft meerdere keren grote stenen gegooid in de richting van ter plaatse optredende ME-agenten. Deze stenen zijn op korte afstand van deze politiemensen op het trottoir terechtgekomen. Dat maakt het zeker niet ondenkbaar dat de verbalisanten daadwerkelijk door een van de stenen zouden zijn geraakt en zij daardoor ook zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen.
Het feit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook te kwalificeren als een poging tot zware mishandeling.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij op 19 november 2021 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan politiefunctionarissen,
gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
stenen heeft gegooid naar en/of in
de richting van die politiefunctionarissen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 19 november 2021 te Rotterdam
openlijk, te weten, aan de Bulgersteyn ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen te weten:
- een Volkswagen Touran kenteken [kentekennummer] en
- een Mercedes B klasse kenteken [kentekennummer] ,
en een ander politievoertuigdoor
-meermalen te trappen tegen voornoemde Volk
swagen en Mercedes,
en
-op voornoemde Volkswagen te gaan staan en
vervolgens te trappen/schoppen tegen de voorruit van voornoemde Volk
swagen,
en
-een steen te gooien naar een
rijdend politievoertuig, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op vrijdagavond 19 november 2021 werd via verschillende social media een demonstratie aangekondigd tegen de coronamaatregelen. Aanvankelijk gaven slechts enkele tientallen mensen gehoor aan deze oproep, maar binnen een half uur groeide dit groepje uit tot een menigte van naar schatting van de politie zo’n duizend man, hoofdzakelijk in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking op. De grote menigte en de dreigende sfeer was de reden om naast de politie ook ME in te zetten.
De ontstane situatie werd achteraf door meerdere agenten omschreven als een ‘oorlogsgebied’: er werd voortdurend zwaar vuurwerk afgestoken, er werden branden gesticht en mensen belaagden de agenten en andere hulpverleners met stenen en andere harde voorwerpen. Zelfs toen de politie trachtte een veilige situatie te creëren voor de brandweer opdat deze kon blussen, bleven mensen gericht stenen gooien in de richting van de agenten en de brandweerlieden. Dat resulteerde erin dat de brandweer haar pogingen om te blussen moest staken. De agenten hebben waarschuwingsschoten gelost en zich zelfs genoodzaakt gezien om gericht te schieten.
Toen de politie op een gegeven moment door de rellende menigte gedwongen werd zich terug te trekken, hebben zij vier politievoertuigen moeten achterlaten. De uitzinnige menigte heeft zich vervolgens op die voertuigen gestort: men trapte en schopte tegen de auto’s en bussen, er werden onder meer fietsen, verkeersborden en tafels gebruikt om de voertuigen kapot te slaan en er werd brand in gesticht.
Uit de beschrijvingen van aanwezige agenten komt een ontluisterend beeld naar voren: zij hebben letterlijk doodsangsten uitgestaan en begrijpen nog steeds niet waar de tegen de politie geuite haat van de menigte, die als een golf van agressie over hen en hun voertuigen heen spoelde, vandaan kwam. Ze hebben lichamelijke en psychische klachten ervaren, variërend van blauwe plekken, spierpijn en slecht slapen tot zenuwschade en blijvende gehoorschade.
De verdachte heeft deelgenomen aan deze rellen door stenen in de richting van politiemensen te gooien en door meerdere keren te schoppen tegen een politieauto. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank een rapport van Reclassering Nederland ontvangen, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
De verdachte is na zijn komst naar Nederland aanvankelijk in een asielzoekerscentrum geplaatst en is daarna ondergebracht bij een gastoudergezin. De familie van de verdachte verblijft in Saoedi-Arabië. Sinds september 2021 gaat verdachte naar het Albeda College niveau 1 richting horeca.
Hij heeft een bijbaan, ontvangt studiefinanciering en heeft geen schulden. De verdachte is deels zelfstandig maar heeft nog ondersteuning nodig vanwege de taalbarrière en cultuurverschillen.
Uit referentenonderzoek bij Stichting Nidos, waarbij de verdachte onder voogdij staat, komt naar voren dat de verdachte zijn emoties niet snel laat zien, dat hij soms redelijk leeftijdsadequate opstandigheid vertoont, maar dat hij wel goed aanspreekbaar en begeleidbaar is.
Er is een WMO-arrangement aangevraagd en er is zicht op een woning.
Omdat de verdachte afdoende lijkt te zijn ingebed en er sprake is van een taalbarrière ziet de reclassering niet direct meerwaarde in het opleggen van een toezicht. Het gevaar voor herhaling wordt ingeschat als laaggemiddeld.
De reclassering ziet enige aanwijzingen om het jeugdstafrecht toe te passen, omdat het continueren van schoolgang noodzakelijk is, betrokkene niet goed nagedacht lijkt te hebben over oorzaak en gevolg en ontvankelijk lijkt te zijn voor pedagogische beïnvloeding.
Gelet op zijn jeugdige leeftijd - de verdachte is 18 jaar - en de indruk die de verdachte tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft achtergelaten, een indruk die de rechtbank bevestigd ziet in het rapport van Reclassering Nederland, ziet de rechtbank aanleiding om de verdachte te berechten volgens het adolescentenstrafrecht en recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, in het bijzonder tegen de achtergrond van de rellen waarbij zij plaatsvonden, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsstraf. In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte na afloop zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd. De verdachte is voor het eerst met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft zijn leven op orde. De vrijheidsstraf zal daarom geheel voorwaardelijk worden opgelegd, mede om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan de voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde worden verbonden dat de verdachte een bedrag zal voldoen aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven in het kader van het herstel van de -mede door hem- veroorzaakte schade.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen en de rechtbank wijst de door de officier van justitie daartoe gedane vordering af.

8..Vorderingen benadeelde partijen (politieambtenaren).

Ter zake van feit 1 hebben zich in het geding gevoegd de hierna te noemen benadeelde partijen, die ieder voor zich een vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd voor de na te noemen bedragen:
[functiecode nummer politieambtenaar 1] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 2] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 3] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 4] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 5] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 6] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 7] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 8] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 9] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 10] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 11] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 12] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 13] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 14] € 450,00.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van deze vorderingen en zij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van de aan de benadeelde partijen toe te wijzen bedragen telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair afwijzing van de vorderingen bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet voor toewijzing vatbaar zijn en de benadeelden daarin niet ontvankelijk zijn, omdat vanwege de summiere onderbouwing van de vorderingen nader onderzoek nodig is en de behandeling van de vorderingen daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de hoogte van eventueel toe te kennen bedragen te matigen.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu
niet kan worden vastgesteld of de benadeelde partijen zich bevonden in de linie waarnaar de stenen werden gegooid, waardoor het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de gestelde immateriële schade niet zonder meer duidelijk is. Daarvoor is nader onderzoek vereist hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Dát de verdachte aan politiefunctionarissen schade heeft toegebracht door met stenen naar hen te gooien staat anderzijds wel vast. De rechtbank zal daarom, zoals hiervoor opgemerkt, ter compensatie van de door de politie in het algemeen geleden schade als bijzondere voorwaarde opnemen dat de verdachte een bedrag stort in het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vordering benadeelde partij Nationale Politie/ schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Nationale Politie, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 44.077,23 aan materiële schade, te weten:
een bedrag van € 28.077,23 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer] ;
een bedrag van € 16.000,00 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu sprake is van het in vereniging met anderen geweld plegen, de verdachte niet alleen maar wel mede verantwoordelijk is te houden voor het veroorzaken van de gestelde schade en heeft, gelet op de rol van de verdachte tijdens het openlijk geweld, geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.000,00.
Zij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is en de benadeelde daarin niet ontvankelijk is, omdat het aandeel van verdachte niet is vast te stellen en daarvoor nader onderzoek nodig is, waardoor de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank acht, gelet op de rol die aan de verdachte bij het plegen van het openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde voertuigen kan worden toegeschreven in relatie tot de totale schade die aan de voertuigen is toegebracht, een vergoeding aan materiële schade van € 500,00 op zijn plaats.
De benadeelde partij zal in het meer of anders gevorderde niet ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (ten dele) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde zal binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) storten op het rekeningnummer van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, waarbij de veroordeelde de officier van justitie in dit arrondissement een bewijs van die betaling doet toekomen onder vermelding van parketnummer 10/315306-21;
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
122 (honderdtweeëntwintig) urente verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
61 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [functiecode nummer politieambtenaar 1] , [functiecode nummer politieambtenaar 2] , [functiecode nummer politieambtenaar 3] , [functiecode nummer politieambtenaar 4] , [functiecode nummer politieambtenaar 5] , [functiecode nummer politieambtenaar 6] , [functiecode nummer politieambtenaar 7] , [functiecode nummer politieambtenaar 8] , [functiecode nummer politieambtenaar 9] , [functiecode nummer politieambtenaar 10] , [functiecode nummer politieambtenaar 11] , [functiecode nummer politieambtenaar 12] , [functiecode nummer politieambtenaar 13] en [functiecode nummer politieambtenaar 14] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie, te betalen een bedrag van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale Politie te betalen
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,00 niet mogelijk blijkt,
vervangende jeugddetentiekan worden toegepast voor de duur van
10 dagen;de toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op 10 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan één of meer politiefunctionaris(sen),
gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
één of meer ste(e)n(en), althans hard(e) voorwerp(en), heeft gegooid naar en/of in
de richting van die politiefunctionaris(sen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 19 november2021 te Rotterdam, althans in Nederland, openlijk, te
weten, aan de Bulgersteyn en/of de Coolsingel, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen één of meer politiefunctionaris(sen),
door één of meer ste(e)n(en) en/of (stukken van) tegel(s), althans hard(e)
voorwerp(en), te gooien naar en/of in de richting van politiefunctionaris(sen).
2
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
openlijk, te weten, aan de Bulgersteyn en/of de Coolsingel,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer goed(eren) te weten:
- een Volkswagen Touran kenteken [kentekennummer] en/of
- een Mercedes B klasse kenteken [kentekennummer] ,
althans één of meer politievoertuig(en)
door
-(meermalen) te trappen/schoppen tegen voornoemde Volkwagen en/of Mercedes,
althans een politievoertuig en/of
-op voornoemde Volkswagen, althans een politievoertuig, te gaan staan en/of
(vervolgens) te trappen/schoppen tegen de voorruit van voornoemde Volkwagen,
althans een politievoertuig en/of
-een steen, althans een hard voorwerp, te gooien naar en/of in de richting van een
rijdend politievoertuig,
terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield.