ECLI:NL:RBROT:2022:991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
10/334412-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen tijdens rellen op de Coolsingel te Rotterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de rellen op 19 november 2021 op de Coolsingel in Rotterdam. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen en het vernielen van goederen. Tijdens de rellen, die ontstonden naar aanleiding van een aangekondigde demonstratie tegen coronamaatregelen, gooide de verdachte stenen naar politieagenten en vernielde hij politievoertuigen. De rechtbank oordeelde dat het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de agenten niet bewezen kon worden, waardoor hij voor dat feit werd vrijgesproken. Echter, het tweede feit, openlijk geweld plegen, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zijn leven op orde leek te hebben. De verdachte werd ook verplicht een schadevergoeding te betalen aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/334412-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 en 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie met betrekking tot feit 2 is gewijzigd, met dien verstande dat met betrekking tot de als gevolg van de wijziging thans in de tenlastelegging opgenomen Mercedes Vito met het kenteken [kentekennummer 1] geen rekening wordt gehouden met de strafverzwarende omstandigheid van artikel 141 lid 2 (het opzettelijk vernielen van goederen).
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het (nader in dit vonnis te bespreken) rapport van Reclassering Nederland d.d. 22 januari 2022;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), te weten dat de verdachte zich met ingang van heden gedurende een periode van 2 jaar niet zal bevinden binnen een straal van 1 kilometer van de Coolsingel in Rotterdam, met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • dat zal worden bevolen dat de op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak feit 1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het voor de bewezenverklaring vereiste opzet bij de verdachte op zijn minst aanwezig in de zin van voorwaardelijk opzet.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte - die heeft verklaard dat hij stenen heeft gegooid in de richting van politieagenten, maar dat hij niet de intentie heeft gehad hen daarmee ook te raken - rechtstreeks opzet ontbreekt op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van deze politieagenten.
De vraag doet zich dan voor of de verdachte wel opzet heeft gehad in de zin van voorwaardelijk opzet.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat blijkens de zich in het dossier bevindende camerabeelden en de gedane aangiften de stenen met grote snelheid door de verdachte in de richting van de linie van politieagenten werden gegooid en dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee politiemensen zou raken en hen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Weliswaar droegen de agenten beschermende kleding, maar dergelijke kleding is niet bestand tegen een massale aanval zoals in het onderhavige geval.
De rechtbank volgt daarin de officier van justitie niet.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om ervan uit te gaan dat door de verdachte door het gooien van stenen naar de politiemensen op de wijze als hij heeft gedaan de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de politiemensen in het leven is geroepen.
Uit het dossier kan niets worden afgeleid over de grootte van de stenen die de verdachte heeft gegooid. Daarnaast is uit de camerabeelden niet duidelijk af te leiden waar deze stenen precies terecht zijn gekomen en kan ook niet worden vastgesteld waar de politiemensen zich op het moment van gooien ten opzichte van de verdachte bevonden.
Gelet op het voorgaande is (ook) de drempel van het voorwaardelijk opzet niet gehaald en de verdachte zal daarom van het hem ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit bewezen verklaarde feit heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 november 2021 te Rotterdam
openlijk, te weten, aan de Bulgersteyn en de Coolsingel,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en
goederen, te weten
- politiefunctionarissen en
- politievoertuigen te weten een Mercedes B klasse kenteken [kentekennummer 2]
en een Mercedes Vito kenteken [kentekennummer 3] eneen Mercedes Vito kenteken [kentekennummer 1] en,
-een paal van cameratoezicht
door:
- stenen te gooien in de richting van voornoemde politiefunctionarissen en
- één of meer barricades te plaatsen en
-meermalen te trappen tegen de achterzijde van voornoemde
Mercedes B klasse en
- meermalen met een paal met verkeersbord te slaan op de voorruit van de Mercedes Vito met kenteken [kentekennummer 3] en op de zijruiten van de Mercedes Vito met kenteken [kentekennummer 1] en
- met kracht te schudden aan een paal met daarop bevestigd een
camera van cameratoezicht gemeente Rotterdam,
terwijl hij, verdachte
,genoemde Mercedes B klasse kenteken [kentekennummer 2] en Mercedes Vito kenteken [kentekennummer 3] opzettelijk heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op vrijdagavond 19 november 2021werd via verschillende social media een demonstratie aangekondigd tegen de coronamaatregelen. Aanvankelijk gaven slechts enkele tientallen mensen gehoor aan deze oproep, maar binnen een half uur groeide dit groepje uit tot een menigte van naar schatting van de politie zo’n duizend man, hoofdzakelijk in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking op. De grote menigte en de dreigende sfeer was de reden om naast de politie ook ME in te zetten.
De ontstane situatie werd achteraf door meerdere agenten omschreven als een ‘oorlogsgebied’: er werd voortdurend zwaar vuurwerk afgestoken, er werden branden gesticht en mensen belaagden de agenten en andere hulpverleners met stenen en andere harde voorwerpen. Zelfs toen de politie trachtte een veilige situatie te creëren voor de brandweer opdat deze kon blussen, bleven mensen gericht stenen gooien in de richting van de agenten en de brandweerlieden. Dat resulteerde erin dat de brandweer haar pogingen om te blussen moest staken. De agenten hebben waarschuwingsschoten gelost en zich zelfs genoodzaakt gezien om gericht te schieten.
Toen de politie op een gegeven moment door de rellende menigte gedwongen werd zich terug te trekken, hebben zij vier politievoertuigen moeten achterlaten. De uitzinnige menigte heeft zich vervolgens op die voertuigen gestort: men trapte en schopte tegen de auto’s en bussen, er werden onder meer fietsen, verkeersborden en tafels gebruikt om de voertuigen kapot te slaan en er werd brand in gesticht.
Uit beschrijvingen van aanwezige agenten komt een ontluisterend beeld naar voren: zij hebben letterlijk doodsangsten uitgestaan en begrijpen nog steeds niet waar de tegen de politie geuite haat van de menigte, die als een golf van agressie over hen en hun voertuigen heen spoelde, vandaan kwam. Ze hebben lichamelijke en psychische klachten ervaren, variërend van blauwe plekken, spierpijn en slecht slapen tot zenuwschade en blijvende gehoorschade.
De verdachte heeft deelgenomen aan deze rellen door stenen in de richting van agenten te gooien, barricades te plaatsen, door -onder meer- te trappen tegen een politieauto en met een paal met daarop een verkeersbord op ruiten van twee politievoertuigen te slaan. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank een rapport van Reclassering Nederland ontvangen, waaruit onder meer het volgende naar voren komt.
De verdachte lijkt zijn leven redelijk goed op de rit te hebben.
De verdachte heeft betaald werk als glazenwasser. Hij beschikt over zelfstandige woonruimte en heeft zijn financiën op orde. De vriendin van de verdachte is zwanger.
De huidige strafbare feiten lijken aanvankelijk niet direct kenmerkend te zijn voor het gedrag dat hij in het dagelijkse leven vertoont en de kans op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld, maar wel lijkt de groepsdynamiek van invloed te zijn geweest. Hij heeft zich laten meeslepen en liep rond met het gevoel ergens bij te horen. Dit is een belangrijke risicofactor voor recidive.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact met een meldplicht, de verplichte deelname aan gedragsinterventie I-respect of een soortgelijke cursus gericht op agressiebeheersing.
Ten slotte wordt geadviseerd om aan de verdachte de verplichting op te leggen om mee te werken aan controle op het gebruik van drugs en alcohol.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, in het bijzonder tegen de achtergrond van de rellen waarbij dit plaats vond, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Wel is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat de verdachte niet tot de aanstichters van de rellen kan worden gerekend. Hij is een kennelijk makkelijk op te jutten meeloper gebleken. Deze analyse van de reclassering heeft de rechtbank bevestigd gezien in de indruk die de verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte na afloop zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd. Een deel van de voorgenomen straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden opgelegd, met uitzondering van de verplichting om mee te werken aan controle op het gebruik van drugs en alcohol. Op grond van het dossier, het rapport van de reclassering en de verklaring van de verdachte ter zitting omtrent zijn alcohol- en drugsgebruik ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.
Aan de verdachte zal daarnaast ook als bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat hij een bedrag zal voldoen aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven in het kader van het herstel van de - mede door zijn toedoen - door het onder 2 bewezen verklaarde geweld tegen personen veroorzaakte schade.
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een zodanige straf op te leggen dat de verdachte na deze uitspraak niet langer in detentie hoeft te blijven. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Met name gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden en op het aandeel dat de verdachte daarin heeft gehad, kan met een straf als door de verdediging voor ogen staat niet worden volstaan.
Aan de verdachte wordt een aanzienlijk lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie is geëist, mede omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen en de rechtbank wijst de door de officier van justitie daartoe gedane vordering af.

8..Vorderingen benadeelde partijen (politieambtenaren).

Ter zake van feit 1 en 2 hebben zich in het geding gevoegd de hierna te noemen benadeelde partijen, die ieder voor zich een vergoeding van immateriële schade hebben gevorderd voor de na te noemen bedragen:
[functiecode nummer politieambtenaar 1] : € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 2] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 3] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 4] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 5] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 6] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 7] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 8] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 9] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 10] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 11] € 950,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 12] € 450,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 13] € 700,00;
[functiecode nummer politieambtenaar 14] € 700,00.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van deze vorderingen en hij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van de aan de benadeelde partijen toe te wijzen bedragen telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de zich bij de vorderingen bevindende machtigingen ondeugdelijk zijn, omdat deze als blanco machtigingen door de benadeelden lijken te zijn ondertekend en de vorderingen pas daarna zijn opgesteld en bijgevoegd. Subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat de vorderingen niet voldoende zijn onderbouwd en om die reden niet voor toewijzing vatbaar zijn.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte voor feit 1, waarop deze vorderingen mede betrekking hebben, geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. Met betrekking tot feit 2 kan niet worden vastgesteld of de benadeelde partijen zich bevonden in de linie waarnaar de stenen werden gegooid, waardoor het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de gestelde immateriële schade niet zonder meer duidelijk is. Daarvoor is nader onderzoek vereist hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Dát de verdachte aan politiefunctionarissen schade heeft toegebracht door met stenen naar hen te gooien staat anderzijds wel vast. De rechtbank zal daarom, zoals hiervoor opgemerkt, ter compensatie van de door de politie in het algemeen geleden schade als bijzondere voorwaarde opnemen dat de verdachte een bedrag stort in het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.
Vordering benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam /schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 68.276,27 aan materiële schade, te weten:
een bedrag € 13.663,72 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 3] ;
een bedrag van € 16.000,00 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 4] ;
een bedrag van € 28.077,23 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 2] ;
een bedrag van 10.535,32 wegens schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 1] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu sprake is van het in vereniging met anderen geweld plegen, de verdachte niet alleen maar wel mede verantwoordelijk is te houden voor het veroorzaken van de gestelde schade en heeft, gelet op de rol van de verdachte tijdens het openlijk geweld, geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 15.000,00.
Hij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Standpunt verdediging
Ook ten aanzien van deze vordering heeft de verdediging primair het standpunt ingenomen dat een deugdelijke machtiging voor het indienen van de vordering ontbreekt.
De vordering van de niet meer als zodanig werkzame korpschef [naam persoon 1] , betreft een algemene machtiging die niet ziet op deze specifieke strafzaak.
Subsidiair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat de vordering ten aanzien van de schade aan het voertuig met kenteken [kentekennummer 3] toewijsbaar is voor een bedrag van
€ 292,98, omdat andere schade dan een gebroken voorruit niet door verdachte is toegebracht.
In het deel van de vordering dat betrekking heeft op schade aan het voertuig [kentekennummer 4] dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat causaal verband tussen deze schade en een ten laste gelegd feit ontbreekt. De schade aan het voertuig met het kenteken [kentekennummer 2] is niet door verdachte veroorzaakt en de benadeelde partij is daarin niet ontvankelijk.
Ten aanzien van de schade toegebracht aan het voertuig met kenteken [kentekennummer 1] is de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, primair niet ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van schade. Subsidiair komt slechts een bedrag van € 192,40 (de beide zijruiten) voor vergoeding in aanmerking. Andere dan die schade is door anderen veroorzaakt en dat deel van de vordering dient te worden afgewezen, althans de benadeelde partij dient in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling
Door [naam persoon 1] is in 2018 een algemene machtiging afgegeven aan [naam persoon 2] om namens hem als korpschef van politie als gemachtigde op te treden in
-onder meer- civiele procedures voor de rechtbank, een machtiging die dus ook geldt voor het indienen van een civiele vordering als benadeelde partij in een strafprocedure. De onderhavige vordering is ingediend door Politie Eenheid Rotterdam, waarvan [naam persoon 1] ten tijde van de afgifte van de machtiging als korpschef optrad. Dat hij thans niet meer werkzaam is voor de Politie Eenheid Rotterdam maakt niet dat aan de verstrekte machtiging geen rechten meer kunnen worden ontleend. Een volmacht eindigt door de in artikel 72 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek limitatief opgesomde gronden. Het eindigen van een aanstelling of dienstverband valt daar niet onder.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht.
De rechtbank acht, gelet op de rol die aan de verdachte bij het plegen van het openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde voertuigen kan worden toegeschreven in relatie tot de totale schade die aan de voertuigen is toegebracht, een vergoeding aan materiële schade van € 3.000,00 op zijn plaats.
De benadeelde partij zal in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (ten dele) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) storten op het rekeningnummer van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, waarbij de veroordeelde de officier van justitie in dit arrondissement een bewijs van die betaling doet toekomen onder vermelding van parketnummer 10/315306-21;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie I-Respect van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering of een andere gedragsinterventie, gericht op agressiebeheersing;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partijen [functiecode nummer politieambtenaar 1] , [functiecode nummer politieambtenaar 2] , [functiecode nummer politieambtenaar 3] , [functiecode nummer politieambtenaar 4] , [functiecode nummer politieambtenaar 5] , [functiecode nummer politieambtenaar 6] , [functiecode nummer politieambtenaar 7] , [functiecode nummer politieambtenaar 8] , [functiecode nummer politieambtenaar 9] , [functiecode nummer politieambtenaar 10] , [functiecode nummer politieambtenaar 11] , [functiecode nummer politieambtenaar 12] , [functiecode nummer politieambtenaar 13] en [functiecode nummer politieambtenaar 14] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 3.000,00 (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Politie Eenheid Rotterdam te betalen
€ 3.000,00(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op 10 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan één of meer politiefunctionaris(sen), gedurende de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
één of meer ste(e)n(en), althans hard(e) voorwerp(en), heeft gegooid naar en/of in
de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
openlijk, te weten, aan de Bulgersteyn en/of de Coolsingel,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer personen en/of één of meer
goed(eren), te weten
-één of meer politiefunctionaris(sen) en/of
-één of meer politievoertuig(en) te weten een Mercedes B klasse kenteken [kentekennummer 2]
en/of een Mercedes Vito kenteken [kentekennummer 3] en/of een Mercedes Vito kenteken [kentekennummer 1] en/of,
-een paal van cameratoezicht
door:
- ‘ één of meer ste(e)n(en), althans hard(e) voorwerp(en), te gooien naar en/of in de richting van voornoemde politiefunctionaris(sen) en/of;
- één of meer barricades te maken/plaatsen en/of
- ( meermalen) te trappen/schoppen tegen de achterzijde van voornoemde
Mercedes B klasse, althans een politievoertuig en/of
- ( meermalen) met een paal/buis/verkeersbord, althans een hard voorwerp, te slaan op de voorruit van de Mercedes Vito met kenteken [kentekennummer 3] en op/door de zijruiten van de Mercedes Vito met kenteken [kentekennummer 1] , althans van verschillende politievoertuig(en) en/of
- ( meermalen) met kracht te schudden aan een paal met daarop bevestigd een
camera van cameratoezicht gemeente Rotterdam,
terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield.