ECLI:NL:RBROT:2022:9842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
10/120954-22 en 10/235164-22 [ttz gev]
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanwezig hebben van harddrugs en handel in verdovende middelen met vrijspraak voor ketamine

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1992 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk aanwezig hebben van en handelen in harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en 2C-B. De verdachte is vrijgesproken van de handel in ketamine, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was, aangezien het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) geen onderzoek had gedaan naar de in beslag genomen substantie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 mei 2022 op de Oostzeedijk in Rotterdam werd aangehouden met een aanzienlijke hoeveelheid drugs in zijn auto en dat er ook drugs in de woning van zijn moeder zijn aangetroffen, waar de verdachte regelmatig verbleef. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen drugs. De rechtbank heeft rekening gehouden met een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek, maar dit heeft niet geleid tot uitsluiting van het bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het in beslag genomen geldbedrag van €1.870,- is verbeurd verklaard, evenals de in beslag genomen telefoons. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich gedurende de proeftijd niet aan strafbare feiten schuldig te maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10.120954.22 en 10/235164-22 [ttz gev]
Datum uitspraak: 15 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
De verdachte zal worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 10.120954.22 onder 2 ten laste gelegde. Op 13 mei 2022 heeft de politie uit de auto van de verdachte en de woning van de moeder van de verdachte onder meer 371,7 gram poeder in beslag genomen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft niet onderzocht of de monsters die van dit poeder zijn genomen, ketamine bevatten. Het resultaat van de door de politie uitgevoerde test, is slechts indicatief. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat het in beslag genomen poeder ketamine is.
4.2.
Bewijswaardering
De verdachte is op 13 mei 2022 door de politie staande gehouden op de Oostzeedijk in Rotterdam en gefouilleerd. Op die datum was een bevel van kracht op grond waarvan opsporingsambtenaren een ieder preventief mochten fouilleren in een bepaald gebied, begrensd door onder meer de Oostzeedijk Beneden. Dat betekent dat de plaats waar de verdachte door de politie werd gefouilleerd, net buiten dat gebied lag. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarom sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld. Anders dan de verdediging heeft betoogd, worden de onderzoeksresultaten die met de fouillering zijn verkregen, niet van het bewijs uitgesloten. Dat zou niet in verhouding staan tot de geringe ernst van het vormverzuim: de straat waarin de verdachte is gefouilleerd, grenst direct aan het gebied waarin het bevel preventief fouilleren van kracht was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging wel in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met dit vormverzuim.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de drugs die bij zijn aanhouding in de auto zijn aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De auto waarin de drugs zijn gevonden, staat op naam van de verdachte. Hij was de bestuurder en enige inzittende van de auto toen de drugs werden gevonden. De algemene verklaring van de verdachte dat zijn auto ook door anderen wordt gebruikt, is onvoldoende concreet om die aan te kunnen merken als een alternatief scenario. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte dus beschikkingsmacht over de drugs die in de auto zijn aangetroffen. Bewezen is dat de verdachte (ook) die drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
In de woning en tuin van de moeder van de verdachte zijn een koffer en tas met drugs aangetroffen. Op sommige van de voorwerpen in de koffer en tas zijn DNA-sporen en vingerafdrukken van de verdachte gevonden. De verdediging heeft betoogd dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet betrouwbaar zijn, omdat bij dat onderzoek geen rekening is gehouden met eventuele betrokkenheid van verwante personen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het NFI heeft bij het onderzoek naar de aangetroffen DNA-sporen het DNA-profiel van zowel de verdachte als dat van zijn broer, [medeverdachte01] , betrokken. Op basis van de uitkomsten van het NFI-onderzoek concludeert de rechtbank dat het DNA van de verdachte op voorwerpen in de koffer en tas met drugs is aangetroffen.
De verdediging heeft verder betoogd dat de DNA-sporen van de verdachte mogelijk door indirecte overdracht op de voorwerpen in de koffer en tas met drugs terecht zijn gekomen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het DNA van de verdachte is aangetroffen op vijf verschillende voorwerpen uit de koffer en tas met drugs, waaronder de knopjes van een weegschaal en een blok cocaïne. In de koffer en tas zaten alleen drugs en drugsgerelateerde voorwerpen. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd die de aanwezigheid van zijn DNA en vingerafdrukken zou kunnen verklaren. De verdediging heeft ook geen concreet, op de omstandigheden toegespitst alternatief scenario geschetst.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de drugs die in de koffer en tas in de woning en tuin van zijn moeder zijn aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De voorwerpen waarop de vingerafdrukken respectievelijk het DNA van de verdachte zijn aangetroffen betreffen allemaal drugs(handel)-gerelateerde zaken. De van die zaken deel uitmakende drugs vertegenwoordigen een grote waarde. Niet aannemelijk is daarom dat deze zaken toebehoren aan iemand die geen vrije toegang had tot de koffer en de tas en dus het huis. De DNA-sporen en de vingerafdrukken van de verdachte zijn gevonden op voorwerpen in de koffer en in de tas met drugs. De in het huis woonachtige moeder van de verdachte heeft over de koffer verklaard dat die niet van haar is en dat zij ook niet weet hoe die in de woning gekomen was. Weliswaar staat de verdachte niet ingeschreven op het adres van de woning van zijn moeder, maar hij heeft zelf verklaard dat hij daar één keer per week tot één keer per twee weken komt. Dit, in relatie bezien met de bij verdachte, en in diens auto, aangetroffen verdovende middelen, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vaststaat dat de verdachte beschikkingsmacht over ook de bij de huiszoeking aangetroffen drugs had. Bewezen is dat de verdachte (ook) die drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De overige door de verdediging aangevoerde verweren worden weerlegd door de bewijsmiddelen. Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/120954-22
1.
hij op 13 mei 2022 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid MDMA en een hoeveelheid 2 C-B, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 10/235164-22
hij in de periode van 31 mei 2019 tot en met 13 mei 2022 te Rotterdam, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
meerdere (gebruikers) hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of 2 C-B, telkens een middel als bedoeld in de in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Stafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/120954-22:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
in de zaak met parketnummer 10/235164-22:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermaals gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft over een periode van ongeveer drie jaar op grote schaal gedeald in harddrugs. Daarbij ging de verdachte professioneel te werk. Hij hield zijn klanten op de hoogte van het aanbod – inclusief aanbiedingen – en streefde ernaar vierentwintig uur per dag bereikbaar te zijn. De verdachte heeft nauwgezet overzichten bijgehouden van de voorraad, opbrengsten en kosten van zijn drugshandel. Op 13 mei 2022 heeft de verdachte cocaïne, MDMA en 2C-B aanwezig gehad.
Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Bovendien gaat de handel in harddrugs gepaard met andere criminaliteit, met schade voor de samenleving tot gevolg. De verdachte heeft zich hier niets van aan getrokken en was enkel gericht op zijn eigen geldelijk gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2022.
Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 augustus 2022, waarin wordt geadviseerd bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de vrijspraak voor het in de zaak met parketnummer 10/120954-22 onder 2 ten laste gelegde en het hiervoor onder 4.2 geconstateerde vormverzuim zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen geldbedrag van €1.870,- zal worden verbeurd verklaard. Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe. De verdachte kan het geldbedrag geheel te eigen bate aanwenden en het geldbedrag is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.
De in beslag genomen telefoons zullen worden onttrokken aan het verkeer. De bewezen feiten zijn met behulp van voornoemde voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 33b, 36b, 36c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10.120954.22 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10.120954.22 onder 1 ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 10/235164-22 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: het geldbedrag van €1.870,-;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de Apple telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/120954-22
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1357,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 1833 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 166,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B en/of zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2 C-B, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Rotterdam, al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld, in elk geval in voorraad heeft gehad, te weten 371,7 gram ketamine, althans een hoeveelheid ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine;
parketnummer 10/235164-22
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2019 tot en met 13 mei 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meerdere (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of MDMA en/of 2 C-B, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende, cocaïne en/of MDMA en/of 2 C-B, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2 C-B, (telkens) een middel als bedoeld in de wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.