Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 15 kilogram heroïne in de periode van 1 juli 2020 tot en met 28 april 2021 te Vlaardingen. De officier van justitie, mr. L. de Jong, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van drie jaar. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er DNA-materiaal van de verdachte was aangetroffen op verschillende verplaatsbare voorwerpen in de woning waar de drugs waren gevonden. Echter, de verdachte ontkende bekend te zijn met het pand en het bewijs dat hij de drugs daadwerkelijk in zijn bezit had, ontbrak. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij verdovende middelen, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij de drugs op de tenlastegelegde plaats en tijd had gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.