ECLI:NL:RBROT:2022:9840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
10.070438.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens ontbreken bewijs voor heroïnebezit en pleegplaats

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 15 kilogram heroïne in de periode van 1 juli 2020 tot en met 28 april 2021 te Vlaardingen. De officier van justitie, mr. L. de Jong, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van drie jaar. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er DNA-materiaal van de verdachte was aangetroffen op verschillende verplaatsbare voorwerpen in de woning waar de drugs waren gevonden. Echter, de verdachte ontkende bekend te zijn met het pand en het bewijs dat hij de drugs daadwerkelijk in zijn bezit had, ontbrak. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij verdovende middelen, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij de drugs op de tenlastegelegde plaats en tijd had gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.070438.22
Datum uitspraak: 1 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. de Jong heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4..Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. In de woning aan [adres02] te Vlaardingen zijn in verschillende ruimtes verdovende middelen en goederen aangetroffen. Uit het NFI-rapport blijkt dat op vier verschillende plekken DNA-materiaal is gevonden dat matcht met (onder andere) het DNA van de verdachte. Dat maakt dat de verdachte – tezamen en in vereniging – beschikkingsmacht heeft gehad over de hoeveelheid verdovende middelen in de woning.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat uit het DNA-onderzoek is gebleken dat zich op meerdere goederen in de woning (onder andere een aansteker, de binnenzijde van een stuk stof en tenminste één blok heroïne), DNA-materiaal van de verdachte bevond.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij het pand niet kent en niet weet hoe zijn DNA op de goederen terecht is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat er op basis van de DNA-bevindingen sterke aanwijzingen zijn dat de verdachte zich heeft beziggehouden met verdovende middelen. Dit DNA van de verdachte is echter alleen op verplaatsbare voorwerpen aangetroffen. Een bewijsmiddel dat de verdachte de drugs in Vlaardingen of althans in Nederland aanwezig heeft gehad ontbreekt, zodat de ten laste gelegde pleegplaats niet kan worden bewezen. Bovendien blijkt uit geen enkel bewijsmiddel op welk moment de verdachte de drugs aanwezig zou hebben gehad, zodat ook niet kan worden bewezen dat de verdachte het feit in de ten laste gelegde periode heeft begaan. Evenmin is kunnen blijken of de verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de in de tenlastelegging opgenomen drugs.
Dit betekent dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 28 april 2021 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 15 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )