ECLI:NL:RBROT:2022:9772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
9802046 / CV EXPL 22-10952
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake geldlening en bewindvoering met betrekking tot terugbetaling door gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 4 november 2022 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiseres01] en [gedaagde01], waarbij [gedaagde02] als bewindvoerder optreedt. De procedure is gestart door [eiseres01], die een bedrag van € 400,00 van [gedaagde01] terugvordert, dat zij op 24 augustus 2021 via internetbankieren heeft overgemaakt met de omschrijving 'lening'. [gedaagde01] betwist de lening en voert aan dat [eiseres01] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij de bewindvoerder had moeten dagvaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres01] ontvankelijk is in haar eis, omdat [gedaagde02] q.q. op de juiste wijze is opgeroepen om in de procedure te verschijnen.

De kantonrechter heeft behoefte aan nadere inlichtingen over de stelling van [eiseres01] dat [gedaagde01] geld van haar heeft geleend. Daarom is er een mondelinge behandeling gepland, waarin partijen hun standpunten kunnen toelichten en vragen van de kantonrechter kunnen beantwoorden. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat, mocht komen vast te staan dat [gedaagde01] het bedrag heeft geleend, hij in verzuim is met de terugbetaling, omdat hij niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op de ingebrekestelling van [eiseres01].

De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor de maanden december 2022, januari 2023 en februari 2023. De kantonrechter heeft benadrukt dat uitstel alleen mogelijk is indien beide partijen daar gezamenlijk om verzoeken. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9802046 / CV EXPL 22-10952
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: M. Hennen te Schiphol,
aanvankelijk tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Pieterse te Den Haag,
en sinds 5 oktober 2022 tegen
[gedaagde02], die handelt onder de naam
[bedrijf01],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01],
kantoorhoudende in [plaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Pieterse te Den Haag.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] q.q.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de inleidende dagvaarding van 23 maart 2022, met bijlagen;
  • de brief van 23 mei 2022 aan de zijde van [eiseres01] , met één bijlage (een usb-stick);
  • het antwoord, met één bijlage;
  • de repliek;
  • de dupliek;
  • de rolbeslissing van 9 september 2022, waarbij [eiseres01] in de gelegenheid is gesteld om de bewindvoerder van [gedaagde01] bij exploot op te roepen;
  • het deurwaardersexploot van 22 september 2022, met bijlagen, waarbij [gedaagde02] q.q. namens [eiseres01] is opgeroepen om in de procedure te verschijnen.

2.De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Bij beschikking van 12 februari 2013 van de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam is [gedaagde01] onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde02] , die handelt onder de naam [bedrijf01] , tot bewindvoerder.
2.2.
Op 24 augustus 2021 heeft [eiseres01] via internetbankieren een bedrag van € 400,00 naar [gedaagde01] overgemaakt. In de omschrijving bij de overboeking heeft [eiseres01] “lening” vermeld.
2.3.
[eiseres01] eist in deze procedure dat [gedaagde01] het geleende bedrag van € 400,00 aan haar terugbetaalt, te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
2.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van [eiseres01] en daarom voert hij meerdere verweren. [gedaagde01] voert in de eerste plaats aan dat [eiseres01] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij niet [gedaagde01] , maar de bewindvoerder van [gedaagde01] had moeten dagvaarden. Verder betwist [gedaagde01] dat hij geld van [eiseres01] heeft geleend. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde01] wel geld van [eiseres01] heeft geleend, betwist [gedaagde01] dat partijen een tijdstip van terugbetaling zijn overeengekomen. Dat moet er, volgens [gedaagde01] , toe leiden dat het geleende bedrag pas op 27 december 2021 opeisbaar is geworden en - aangezien [naam01] daarna geen ingebrekestelling/aanmaning heeft gestuurd - dat [gedaagde01] (nog) niet in verzuim is. Tot slot stelt [gedaagde01] zich in dat geval op het standpunt dat de overeenkomst van geldlening nietig is, omdat [gedaagde01] ten tijde van het lenen van het geld al onder bewind stond.

3.De beoordeling

Is [eiseres01] ontvankelijk in haar eis? Ja.
3.1.
Hoewel [eiseres01] aanvankelijk [gedaagde01] zelf had gedagvaard, heeft [eiseres01] bij deurwaardersexploot van 22 september 2022 [gedaagde02] q.q. opgeroepen om in de procedure te verschijnen. Vervolgens heeft mr. D. Pieterse zich als gemachtigde van [gedaagde02] q.q. gesteld, zodat [gedaagde02] q.q. ook daadwerkelijk in de procedure is verschenen. [eiseres01] is (nu) dan ook ontvankelijk in haar eis.
3.2.
De kantonrechter gaat er verder vanuit dat het verweer dat [gedaagde01] tegen de eis van [eiseres01] heeft gevoerd ook is bedoeld als het verweer dat [gedaagde02] q.q. tegen de eis van [eiseres01] wil voeren. [gedaagde01] en [gedaagde02] q.q. worden namelijk door dezelfde gemachtigde bijgestaan. [gedaagde02] q.q. zal dan ook geen (extra) gelegenheid krijgen om nog op de eis van [eiseres01] te reageren.
Heeft [gedaagde01] geld van [eiseres01] geleend? De kantonrechter heeft nadere inlichtingen nodig.
3.3.
Na lezing van de door partijen ingediende stukken heeft de kantonrechter behoefte aan nadere inlichtingen van partijen met betrekking tot de stelling van [eiseres01] dat [gedaagde01] geld van haar heeft geleend. Daarom gaat de kantonrechter een mondelinge behandeling bepalen. Tijdens die mondelinge behandeling kunnen partijen de vragen van de kantonrechter beantwoorden. Ook kunnen partijen hun standpunten nader toelichten en op elkaars standpunten reageren. De mondelinge behandeling wordt tot slot - omdat het financiële belang van de zaak beperkt is - ook uitdrukkelijk benut om te bekijken of partijen (alsnog) een regeling kunnen treffen, waardoor verder procederen misschien niet meer nodig is.
3.4.
Alle stukken die nog niet zijn overgelegd en waarvan één van partijen vindt dat die van belang zijn voor een beslissing in de zaak, kunnen nog worden overgelegd. Die stukken moeten dan wel uiterlijk een week vóór de te plannen mondelinge behandeling in het bezit zijn van de kantonrechter en de andere partij.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling wil de kantonrechter - in ieder geval - de volgende discussiepunten met betrekking tot de gestelde geldlening behandelen:
Heeft [gedaagde01] de omschrijving “lening” gezien toen de overboeking van 24 augustus 2021 werd gedaan? Zo ja, heeft [gedaagde01] toen tegen [eiseres01] gezegd dat het, volgens hem, niet klopt dat het bedrag van € 400,00 een lening betrof?
Wie is de persoon die in de spraakopname, die door [eiseres01] als bijlage 3 bij de inleidende dagvaarding op een usb-stick is overgelegd, aan het woord is? Wat bedoelt diegene met de zinsnede “dan stuur ik jou jouw 400 euro enzo”? Wanneer is deze spraakopname gemaakt?
Wanneer er vanuit zou worden gegaan dat het bedrag van € 400,00 geen lening betreft, zoals [gedaagde01] aanvoert: waarom heeft [eiseres01] , volgens [gedaagde01] , dan op
24 augustus 2022 € 400,00 naar [gedaagde01] overgemaakt?
Wanneer er vanuit zou worden gegaan dat het bedrag van € 400,00 wel een lening betreft, zoals [eiseres01] stelt: waarop grondt [gedaagde01] zijn verweer dat de overeenkomst van geldlening nietig is?
3.6.
Voor het geval dat komt vast te staan dat [gedaagde01] het bedrag van € 400,00 van [eiseres01] heeft geleend, oordeelt de kantonrechter nu alvast dat [gedaagde01] dan met de terugbetaling van het geleende bedrag in verzuim is. In artikel 6:83 sub a van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) is namelijk bepaald dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt als een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de overeenkomst is nagekomen. Ook als de stelling van [gedaagde01] dat geen moment voor de terugbetaling van de lening zou zijn bepaald juist is, had [gedaagde01] het geleende bedrag op grond van artikel 7:129e BW moeten terugbetalen binnen zes weken nadat [eiseres01] heeft medegedeeld tot opeising over te gaan. [eiseres01] heeft het geleende bedrag bij brief van 15 november 2021 (bijlage 2 bij de inleidende dagvaarding) opgeëist, zodat [gedaagde01] het geleende bedrag binnen zes weken daarna had moeten terugbetalen. Dat heeft hij niet gedaan en daarom is hij inmiddels in verzuim.
Partijen mogen nu eerst hun verhinderdata opgeven.
3.7.
De zaak wordt nu verwezen naar
woensdag 16 november 2022om partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de maanden december 2022, januari 2023 en februari 2023 op te geven, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het vaststellen van een datum en tijd voor de mondelinge behandeling. De kantonrechter zal vervolgens op de beraadrol van maandag 21 november 2022 een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling bepalen, waarna deze per brief aan partijen worden medegedeeld. Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daar gezamenlijk om verzoeken.
3.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en wanneer zij dat willen met hun gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, tijdens de mondelinge behandeling van de hierna genoemde kantonrechter;
4.2.
wijst partijen op wat hiervoor over het in de procedure brengen van (nadere) stukken is bepaald;
4.3.
stelt partijen in de gelegenheid om
uiterlijk op woensdag 16 november 2022hun verhinderdata voor de maanden december 2022, januari 2023 en februari 2023 op te geven;
4.4.
bepaalt dat de schriftelijke opgave van de verhinderdata uiterlijk op de voormelde dag om 12:00 uur op de griffie moet zijn ontvangen;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671