In deze zaak vordert een zorgverzekeraar terugbetaling van vergoedingen die zijn uitgekeerd aan een zorgverlener, op basis van gestelde fraude. De zorgverzekeraar heeft declaraties ingediend voor zorg verleend aan 53 verzekerden tussen 1 januari 2018 en 31 maart 2019. De zorgverzekeraar stelt dat er onregelmatigheden zijn geconstateerd in de declaraties, wat leidt tot de conclusie dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. De gedaagden, waaronder de zorgverlener en enkele andere betrokkenen, betwisten de beschuldigingen van fraude en voeren aan dat er geen individueel dossieronderzoek is gedaan, waardoor zij zich niet adequaat kunnen verdedigen.
Tijdens de zitting is besproken dat de zorgverzekeraar geen toegang heeft gekregen tot de individuele zorgdossiers, ondanks toestemming van de betrokken verzekerden. De rechtbank heeft besloten dat de zorgverzekeraar in de gelegenheid moet worden gesteld om relevante informatie op individueel declaratieniveau bij de curator van de zorgverlener op te vragen en te onderzoeken. De zaak is verwezen naar een roldatum over drie maanden, zodat de zorgverzekeraar de benodigde informatie kan analyseren en de uitkomst kan presenteren in een akte. De gedaagden krijgen vervolgens de kans om hierop te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van deze aktes.