ECLI:NL:RBROT:2022:9769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
9879663 / CV EXPL 22-15024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in arbeidszaak over golden parachute-bepaling en beëindigingsvergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en Conxillium Group B.V. over de toekenning van een beëindigingsvergoeding op basis van een golden parachute-bepaling in de arbeidsovereenkomst. [eiser01] was van 1 januari 2016 tot 1 december 2021 in dienst bij Conxillium en eist een beëindigingsvergoeding van € 100.000,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Conxillium betwist de aanspraak op de vergoeding en stelt dat de vaststellingsovereenkomst die is gesloten bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, deze aanspraak uitsluit. Daarnaast voert Conxillium aan dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser01] heeft plaatsgevonden, waardoor de vergoeding niet verschuldigd zou zijn.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst geen betrekking heeft op de beëindigingsvergoeding en dat [eiser01] zijn aanspraken hierop niet heeft prijsgegeven. Ook is geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de beëindiging op initiatief van [eiser01] heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft de partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de vraag of de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] aan hem kan worden toegerekend, aangezien dit van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op de beëindigingsvergoeding. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9879663 / CV EXPL 22-15024
datum uitspraak: 4 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G.M. Roze te Zoetermeer,
tegen
Conxillium Group B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.W. Renzen te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Conxillium’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 8 augustus 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 15 september 2022 aan de zijde van [eiser01] , met bijlagen;
  • de pleitnotitie van de gemachtigde van [eiser01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Conxillium.
1.2.
Op 27 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Tijdens de mondelinge behandeling was de heer [eiser01] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Conxillium waren de heer [naam01] ( [functie01] ) en de heer [naam02] ( [functie02] ) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van Conxillium en diens kantoorgenoot mr. J.A. Jansens.

2.De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser01] is met ingang van 1 januari 2016 tot 1 december 2021 als [functie03] bij Conxillium in dienst geweest.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst van [eiser01] was een golden parachute-bepaling opgenomen, die - voor zover van belang - als volgt luidde:

(…) 14.1 Als bijzondere afspraak komen partijen het volgende overeen. Indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt, dit zonder dat daar een reden aan ten grondslag ligt die geheel of gedeeltelijk is toe te rekenen is aan werknemer, heeft werknemer recht op een beëindigingsvergoeding van minimaal € 100.000,-- bruto. (…)”.
Voorafgaand aan de totstandkoming van de golden parachute-bepaling hebben partijen uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd over de precieze formulering van die bepaling.
2.3.
De arbeidsovereenkomst van [eiser01] is na een periode van twee jaar ziekte per 1 december 2021 door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst geëindigd. In die vaststellingsovereenkomst is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

(…)Finale kwijting
12. Partijen stellen vast dat zij met het bovenstaande alle tussen hen nog af te wikkelen kwesties definitief hebben geregeld. (…) Eén en ander betekent dat Partijen elkaar (…) finale kwijting verlenen.
13. De hiervoor genoemde finale kwijting ziet niet op de (vermeende) aanspraken van Werknemer op de beëindigingsvergoeding zoals genoemd in de arbeidsovereenkomst en mogelijke claims die Werknemer geldend wil maken ten aanzien van de WIA-excedent-verzekering, partijen verder genoegzaam bekend. Werknemer behoudt het recht om dienaangaand zijn (mogelijke) rechten geldend te maken, al dan niet in rechte. Werkgever verklaart dat met de vermelding in de considerans dat “Werkgever Werknemer geen verwijten maakt ter zake van deze beëindiging van de arbeidsovereenkomst”, dat Werkgever niet erkent dat Werknemer recht heeft op die beëindigingsvergoeding nu partijen daarover van mening verschillen en Werkgever zich dienaangaande alle rechten en weren voorbehoudt. (…)”.
Wat eist [eiser01] in deze zaak?
2.4.
[eiser01] eist in deze zaak dat Conxillium wordt veroordeeld om aan hem de beëindigingsvergoeding, zoals genoemd in de golden parachute-bepaling, à € 100.000,00 te betalen, vermeerderd met € 1.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
Wat is het verweer van Conxillium?
2.5.
Conxillium is het niet eens met de eis en voert daar verschillende verweren voor aan. In de eerste plaats is Conxillium van mening dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst aan toekenning van de beëindigingsvergoeding in de weg staat. Verder voert Conxillium aan dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser01] op zijn initiatief heeft plaatsgevonden. Volgens Conxillium is de beëindigingsvergoeding dan niet verschuldigd, omdat de reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst (gedeeltelijk) aan [eiser01] kan worden toegerekend. Volgens Conxillium was de golden parachute-bepaling bovendien slechts bedoeld voor het geval dat Conxillium de arbeidsovereenkomst van [eiser01] vanwege bedrijfseconomische en/of in de persoon van [eiser01] gelegen redenen zou beëindigen, zodat [eiser01] vervolgens - na een lang dienstverband bij zijn vorige werkgever - niet met lege handen zou komen te staan. Partijen hebben niet bedoeld om [eiser01] ook een beëindigingsvergoeding toe te kennen in het geval dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] , aldus Conxillium. Tot slot voert Conxillium aan dat, in het geval dat [eiser01] wel aanspraak kan maken op de beëindigingsvergoeding, de al door Conxillium aan [eiser01] betaalde transitievergoeding daarop in mindering strekt.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover dat voor de beoordeling van de zaak van belang is - (nader) ingegaan.

3.De beoordeling

Blokkeert de vaststellingsovereenkomst aanspraak op de beëindigingsvergoeding? Nee.
3.1.
Conxillium heeft als primair verweer aangevoerd dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst aan toekenning van de beëindigingsvergoeding, zoals genoemd in de golden parachute-bepaling, in de weg staat. De kantonrechter volgt Conxillium niet in dit standpunt. In de vaststellingsovereenkomst is namelijk uitdrukkelijk bepaald dat de tussen partijen overeengekomen finale kwijting geen betrekking heeft op de (vermeende) aanspraken van [eiser01] op de bedoelde beëindigingsvergoeding. Anders dan Conxillium is de kantonrechter van oordeel dat de term “beëindigingsvergoeding” enkel betrekking kan hebben op de in artikel 14.1 van de arbeidsovereenkomst genoemde beëindigingsvergoeding en dus niet op de transitievergoeding. Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft [eiser01] zijn (mogelijke) aanspraken op de beëindigingsvergoeding dan ook niet prijsgegeven.
Is de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser01] beëindigd? Nee.
3.2.
Conxillium heeft als subsidiair verweer aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser01] is beëindigd en dat de reden voor de beëindiging van de arbeids-overeenkomst daarom (gedeeltelijk) aan [eiser01] kan worden toegerekend. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Nergens blijkt expliciet uit dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser01] tot een einde is gekomen. [eiser01] heeft dit ook gemotiveerd betwist, onder overlegging van - onder meer - e-mails (bijlagen 8 en 9) waaruit naar voren komt dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst juist bij Conxillium lag. Conxillium is immers de partij die bij e-mail van 10 september 2021 een vaststellingsovereenkomst aan [eiser01] heeft aangeboden. Gelet op een en ander had het op de weg van Conxillium gelegen om haar verweer dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst (toch) bij [eiser01] lag nader, bijvoorbeeld met stukken, te onderbouwen. Dat heeft zij echter niet, dan wel in ieder geval onvoldoende gedaan. Daarmee heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht en wordt aan bewijslevering op dit punt niet toegekomen.
Interpretatie of kwalificatie?
3.3.
Tussen partijen bestaat verder discussie over het antwoord op de vraag of de golden parachute-bepaling al dan niet moet worden geïnterpreteerd (uitgelegd), in die zin dat moet worden beoordeeld wat partijen met die bepaling hebben bedoeld. Een noodzaak tot uitleg is echter niet aan de orde, omdat die golden parachute-bepaling duidelijk is. [eiser01] kan aanspraak maken op een beëindigingsvergoeding ten bedrage van € 100.000,00 in het geval dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt zónder dat daar een reden aan ten grondslag ligt die geheel of gedeeltelijk aan [eiser01] is toe te rekenen.
3.4.
In deze zaak moet wel worden beoordeeld of de reden die aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen ten grondslag ligt (langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] ) geheel of gedeeltelijk aan [eiser01] is toe te rekenen. Dat betreft echter een kwalificatievraag, waarvoor geen interpretatie van de bewoordingen van de bepaling nodig is.
3.5.
In de stukken en tijdens de mondelinge behandeling heeft de discussie tussen partijen zich toegespitst op de uitleg van de golden parachute-bepaling. Het antwoord op de vraag of de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] geheel of gedeeltelijk aan hem is toe te rekenen, is daarbij slechts zijdelings aan de orde gekomen. Conxillium heeft tijdens de mondelinge behandeling bij monde van haar gemachtigde gesteld dat beëindiging van het dienstverband als gevolg van arbeidsongeschiktheid een omstandigheid is die aan [eiser01] is toe te rekenen. Daarentegen heeft [eiser01] , bij monde van zijn gemachtigde, juist gesteld dat beëindiging na twee jaar ziekte een voorzienbaar risico voor een werkgever is (pleitnotitie punt 17). Om een mogelijke verrassingsbeslissing te voorkomen én om partijen de mogelijkheid te bieden om ten aanzien van dit geschilpunt een (onderbouwd) standpunt in te nemen, zal de kantonrechter partijen de gelegenheid bieden om zich bij akte uit te laten over het antwoord op de vraag of de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] een omstandigheid is die geheel of gedeeltelijk aan [eiser01] kan worden toegerekend.
3.6.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 30 november 2022 om 14:30 uur, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten.
3.7.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 30 november 2022 om 14:30 uur, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over het antwoord op de vraag of de langdurige arbeidsongeschiktheid van [eiser01] een omstandigheid is die geheel of gedeeltelijk aan [eiser01] kan worden toegerekend;
4.2.
wijst partijen erop dat hun akte uiterlijk om 12:00 uur op de dag vóór de hiervoor genoemde rolzitting in tweevoud op de griffie moet zijn ontvangen;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
38671