ECLI:NL:RBROT:2022:9746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
10-174365-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling met een schroevendraaier, beroep op noodweer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1963. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 9 juli 2022, waarbij de verdachte het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer01], met een schroevendraaier in de mond of het gezicht heeft gestoken. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf voor de bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer van het leven wilde beroven of dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich wel blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, wat leidde tot een bewezenverklaring van de meer subsidiaire tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond, aangezien hij werd aangevallen door [slachtoffer01] met een boksbeugel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich noodzakelijk verdedigde met de schroevendraaier en dat aan de voorwaarden voor noodweer was voldaan. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot zware mishandeling. Voor de bedreiging met zware mishandeling werd de verdachte wel strafbaar verklaard, maar er werd geen straf of maatregel opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte recent niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-174365-22
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde op grond van noodweer;
  • veroordeling van de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4..Waardering van het bewijs

ten aanzien van feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt voor wat onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde ontbreekt het bewijs dat de verdachte opzettelijk geprobeerd heeft het slachtoffer (hierna: [slachtoffer01] ) van het leven te beroven, ook in de vorm van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft met een schroevendraaier in de mond of het gezicht van [slachtoffer01] gestoken. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat [slachtoffer01] als gevolg daarvan potentieel dodelijk letsel zou kunnen oplopen en evenmin kan dit worden gesteld op grond van algemene ervaringsregels.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde ontbreekt het bewijs dat [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op basis van de inhoud van het dossier kan de aan [slachtoffer01] toegebrachte steekwond in de mond of het gezicht niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich willens en weten heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aan [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte op 9 juli 2022 [slachtoffer01] met een schroevendraaier in de mond of het gezicht heeft gestoken. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat iemand als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Gelet hierop had de verdachte hiermee minst genomen het voorwaardelijk opzet om aan [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 9 juli 2022 te Sliedrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een schroevendraaier in de mond of het
gezicht van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 juli 2022 te Sliedrecht
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door die [slachtoffer02] een schroevendraaier te tonen en vervolgens dreigend de woorden toe te voegen
"Opdonderen hier. Loop maar om! Anders steek ik je neer.".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Kwalificatie

De bewezen feiten leveren op:

1..(meer subsidiair)

poging tot zware mishandeling;

2.
bedreiging met zware mishandeling.

6..Strafbaarheid feit 1

De officier van justitie en de verdediging hebben het standpunt ingenomen dat de verdachte ten aanzien van feit 1 ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat onderzocht zal moeten worden of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat beroep zijn vervuld. Die houden op grond van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. De vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging – waarmee onder meer de proportionaliteitseis tot uitdrukking wordt gebracht – van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beslissing daaromtrent komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. Deze proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij – als verdedigingsmiddel – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
De rechtbank stelt op grond van de processtukken en het onderzoek op de terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer01] niet geheel overeenstemmen. Om die reden zal de rechtbank bij de beoordeling uitgaan van die delen van de verklaringen die ondersteund worden door de camerabeelden die op de terechtzitting zijn getoond en de beschrijving van die beelden in het proces-verbaal van politie.
De verdachte liep met een fiets aan zijn hand de hal van het flatgebouw binnen. Achter hem sloot de buitenste schuifdeur van de hal. [slachtoffer01] bevond zich op dat moment in een aangrenzend gedeelte van de hal. Tussen beide gedeelten van de hal was een automatische schuifdeur. [slachtoffer01] pakte een boksbeugel uit zijn tas en liep direct via de schuifdeur naar de ruimte waar de verdachte zich bevond. Meteen sloeg hij de verdachte met de boksbeugel tegen het hoofd, waarbij de verdachte achterover bewoog en zijn fiets en de spullen die hij bij zich had uit zijn handen liet vallen. [slachtoffer01] bleef voor de verdachte staan. De verdachte raapte een schroevendraaier van de grond en liep vervolgens in een felle beweging richting [slachtoffer01] . Hij bleef doorlopen en maakte daarbij stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer01] . Daarbij stak de verdachte met de schroevendraaier in diens mond of het gezicht.
De gedragingen van [slachtoffer01] zijn aan te merken als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte. Die aanranding eindigde niet op het moment na de klap. De verdachte bevond zich immers in een kleine ruimte, met een fiets dicht tegen hem aan en achter hem een gesloten schuifdeur. De andere opening van de ruimte werd versperd door [slachtoffer01] , die hem net daarvoor had aangevallen met een boksbeugel.
De wijze waarop de verdachte zich na de klap verdedigde tegen [slachtoffer01] was naar het oordeel van de rechtbank dan ook noodzakelijk. Ook aan de proportionaliteitseis is voldaan, omdat de verdachte op dat moment weinig andere reële mogelijkheden had zich te verdedigen dan met de schroevendraaier die voor het grijpen op de grond lag. Bovendien heeft de verdachte, nadat hij [slachtoffer01] de hal uit had gewerkt, met zijn voet de schuifdeur naar de hal dichtgehouden en de politie gebeld om verdere escalatie te voorkomen. Aan de verdachte komt dan ook een beroep op noodweer toe.
Conclusie
Feit 1 is niet strafbaar en de verdachte zal ten aanzien van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7..Strafbaarheid feit 2

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er is ten aanzien van feit 2 geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering afdoening

De verdachte heeft een buurtbewoner gedreigd neer te steken en hem daarbij een schroevendraaier getoond. Bedreiging kan in het algemeen gevoelens van onveiligheid teweegbrengen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte recent niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte rapport van GGZ Antes van 6 oktober 2022.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In beginsel rechtvaardigt de ernst van het door de verdachte gepleegde feit de oplegging van een straf die in soortgelijke zaken in de regel wordt opgelegd. De rechtbank acht het echter, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, raadzaam om met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en
ontslaat de verdachteten aanzien daarvan
van alle rechtsvervolging;
stelt vast dat het onder 2 bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar ten aanzien van feit 2;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. C. Vogtschmidt en S. Kooij, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Sliedrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal,
met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in de mond en/of het
gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Sliedrecht
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de mond(hoek) en/of het
gezicht, althans het hoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer01]
meermalen, althans eenmaal,
met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in de mond en/of het
gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Sliedrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal,
met een schroevendraaier, althans een scherp voorwerp, in de mond en/of het
gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer01] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 juli 2022 te Sliedrecht
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer02] een mes en/of een schroevendraaier, althans enig soortgelijkend
voorwerp, te tonen en/of (vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen
"Opdonderen hier. Loop maar om! Anders steek ik je neer.", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking.