ECLI:NL:RBROT:2022:9745
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant die eerder in een bestuursrechtelijke procedure was afgewezen. De opposant was op de GVM-lijst geplaatst met een hoog risico en had op 14 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen deze plaatsing. Dit bezwaar werd afgewezen, waarna de opposant beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank had op 27 juni 2022 echter geoordeeld onbevoegd te zijn om het beroep te behandelen, omdat de civiele kort gedingrechter in Den Haag bevoegd was. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting waar het verzet werd behandeld.
De rechtbank overwoog dat de verzetrechter enkel kon beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De opposant had in het verzet geen nieuwe argumenten aangedragen die twijfel konden zaaien over de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat de opposant niet had onderbouwd waarom de afwijzing van zijn bezwaar als een bestuursrechtelijk besluit moest worden aangemerkt. Hierdoor was er geen aanleiding om de eerdere uitspraak te herzien.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 27 juni 2022 in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 november 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.