ECLI:NL:RBROT:2022:9745

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
ROT 22/2864 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant die eerder in een bestuursrechtelijke procedure was afgewezen. De opposant was op de GVM-lijst geplaatst met een hoog risico en had op 14 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen deze plaatsing. Dit bezwaar werd afgewezen, waarna de opposant beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank had op 27 juni 2022 echter geoordeeld onbevoegd te zijn om het beroep te behandelen, omdat de civiele kort gedingrechter in Den Haag bevoegd was. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting waar het verzet werd behandeld.

De rechtbank overwoog dat de verzetrechter enkel kon beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De opposant had in het verzet geen nieuwe argumenten aangedragen die twijfel konden zaaien over de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat de opposant niet had onderbouwd waarom de afwijzing van zijn bezwaar als een bestuursrechtelijk besluit moest worden aangemerkt. Hierdoor was er geen aanleiding om de eerdere uitspraak te herzien.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 27 juni 2022 in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 november 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/2864 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 op het verzet van

[naam opposant], uit [woonplaats],opposant.

Inleiding

Opposant is door het Operationeel overleg op de lijst geplaatst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status ‘hoog’. Tijdens een maandelijks voortgangsgesprek op 14 maart 2022 zou het bezwaar van opposant hiertegen zijn afgewezen.
Opposant heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer ROT 22/2864) en verzocht om een voorlopige voorziening (zaaknummer ROT 22/2199). Bij uitspraak van 27 juni 2022 heeft de rechtbank beslist onbevoegd te zijn om kennis te nemen van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening. Opposant heeft tegen deze uitspraak, voor zover deze ziet op het beroep, verzet ingesteld en verzocht om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 1 november 2022 op zitting behandeld. Opposant is niet verschenen. Namens de Staat der Nederlanden (de toenmalig verweerder) is [naam] verschenen.

De uitspraak van 27 juni 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de civiele kort gedingrechter bij de rechtbank Den Haag bevoegd is en dat deze rechtbank om die reden onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening.

Het verzet van opposant

2. Opposant voert in verzet aan dat de bestuursrechter wel degelijk bevoegd is, omdat de afwijzing van zijn bezwaar valt aan te merken als een bestuursrechtelijk besluit.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 27 juni 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt dat wat door opposant in deze verzetprocedure is aangevoerd niet kan leiden tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak van 27 juni 2022. Opposant heeft niet verder gemotiveerd waarom sprake zou zijn van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is.

Conclusie en gevolgen

5. Dit leidt tot de conclusie dat door hetgeen in verzet is aangevoerd geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak, zodat het verzet ongegrond zal worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.