Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 14 juni 2022, met producties;
- het verweerschrift.
2.De vaststaande feiten
“graag”.Vervolgens appte zij nog aan [naam01] :
“dankjewel”.
3.Het verzoek
- de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voorwaardelijk – voor het geval de arbeidsovereenkomst niet reeds rechtsgeldig is geëindigd op 22 april 2022 – te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond ex artikel 7:671b lid 1 sub a BW op grond van ernstig verwijtbaar handelen, subsidiair vanwege een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie;
- bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbinding;
- met veroordeling van [persoon01] in de proceskosten.
handelt verwijtbaar omdat zij terugkomt op de door haar verzochte beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Aquarius is [persoon01] vanwege haar privésituatie op allerlei fronten tegemoetgekomen. [persoon01] heeft dan ook misbruik gemaakt van de goedheid van Aquarius.
Voor zover er nog sprake is van een arbeidsovereenkomst dan is deze ernstig verstoord doordat [persoon01] willens en wetens haar opzegging heeft ingetrokken.
Aquarius betwist tot slot dat sprake is van ziekte. [persoon01] heeft zich op geen enkele wijze ziek gemeld. Er gelden dan ook geen opzegverboden.
4.Het verweer
betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door terug te komen op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 22 april 2022 ontstond bij [persoon01] een paniekreactie rondom de situatie met haar dochter. Ook betwist zij dat van een verstoorde arbeidsrelatie sprake is. [persoon01] heeft het werk altijd naar behoren verricht en zij ziet geen belemmering voor een terugkeer op de werkvloer nadat zij hersteld is van haar ziekte.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient aldus te worden afgewezen en voor zover er wel een grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt [persoon01] om toekenning van een transitievergoeding van € 469,55.
Een beëindiging van de arbeidsovereenkomst is in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte. [persoon01] is wel degelijk ziek vanwege problemen in haar privésituatie.
Indien het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt ingewilligd verzoekt [persoon01] rekening te houden met een opzegtermijn van één maand.
5.Het zelfstandig tegenverzoek
a.op 4 mei 2022 [1] is herroepen voor zover deze opzegging als een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 7:670b BW moet worden aangemerkt;
b.op 4 mei 2022 [2] buitengerechtelijk is vernietigd, subsidiair de opzegging van 22 april 2022 te vernietigen wegens dwaling, meer subsidiair te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden,
a.het verschuldigde loon ad € 3.700,- bruto per maand vanaf 26 maart 2022 subsidiair vanaf 22 april 2022 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
b.de wettelijke verhoging over het achterstallig loon;
c.de buitengerechtelijke incassokosten conform het besluit BIK;
d.de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de bedragen genoemd onder a. t/m c. tot aan de dag der algehele voldoening;
6.De beoordeling
“graag”. Mede gelet hierop ziet de kantonrechter geen grond voor vernietiging op grond van dwaling.
“Nogmaals het spijt me….”.Door [naam01] is vervolgens begrip voor de situatie getoond en aangegeven dat hij een bevestigingsbrief gaat opstellen. Ook doet hij een voorstel tot het opstellen van een vaststellingsovereenkomst. Uit de overgelegde e-mail van 22 april 2022 met daarin de bevestigingsbrief blijkt dat [naam01] dat voorstel nog een keer doet:
“zoals in de app aangegeven kunnen we eventueel een vaststellingsovereenkomst opstellen. Ik hoor graag of je die wil. Groet en nogmaals sterkte”.[persoon01] reageert nog dezelfde dag omstreeks 22.30 uur dat ze de bevestigingsbrief niet geopend krijgt en met de opmerking “
Nogmaals bedankt voor het begrip. Ik ontvangt graag een vaststellingsovereenkomst”.Vervolgens is [persoon01] op 24 april 2022 eigener beweging uit de bedrijfsapp gestapt en heeft zij op 25 april 2022 de bevestigingsbrief ondertekend en haar laptop en sleutels ingeleverd. Op 28 april 2022 heeft [persoon01] per Whatsapp gereageerd op de vraag van [naam01] of zij een vaststellingsovereenkomst wil met
“Ontvang deze graag nog”.Op dat moment beoogde [persoon01] dus nog steeds daadwerkelijk een einde van haar dienstverband. Voor zover [persoon01] de opzegging in een opwelling had gedaan, had het in de lijn der verwachting gelegen dat zij daarop binnen afzienbare tijd zou zijn teruggekomen. [persoon01] heeft dat echter niet eerder gedaan dan bij brief van haar gemachtigde van 3 mei 2022.
In de gegeven omstandigheden is de kantonrechter dan ook van oordeel dat Aquarius gerechtvaardigd heeft mogen afgaan op de opzegging van [persoon01] , en haar onderzoeks- en informatieplicht tegenover [persoon01] niet heeft geschonden.