ECLI:NL:RBROT:2022:9731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
9912631 CV EXPL 22-2238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling zorgverzekeringspremie na overlijden dochter

In deze zaak heeft een zorgverzekeraar, VGZ Zorgverzekeraar N.V., gedurende zeven jaar de zorgverzekeringspremie van de meerderjarige dochter van eiseres, [eiseres01], van de bankrekening van de moeder afgeschreven. Eiseres, een 76-jarige vrouw van Marokkaanse afkomst, vordert de terugbetaling van deze bedragen, stellende dat er geen rechtsgrond was voor de afschrijvingen, aangezien zij nooit toestemming heeft gegeven voor deze betalingen. De dochter, [naam02], is op 22 juli 2019 overleden, en na haar overlijden ontdekte de zoon van eiseres dat de premies nog steeds werden afgeschreven.

VGZ betwist de vordering en stelt dat er op 1 november 2009 een machtiging tot automatische incasso is afgegeven door [naam02], die als verzekeringsnemer verplicht was om premie te betalen. VGZ voert aan dat het gebruikelijk is dat een derde, zoals een ouder, de premie voor een verzekeringsnemer betaalt en dat zij niet verplicht zijn om te controleren of de rekeninghouder akkoord is met de machtiging. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens een mondelinge behandeling op 19 september 2022.

De kantonrechter oordeelt dat VGZ niet kan worden tegengeworpen dat [naam02] geen toereikende volmacht had om de incasso te regelen, omdat VGZ op basis van de omstandigheden mocht aannemen dat er een geldige machtiging was. De rechter concludeert dat er een rechtsgrond was voor de betalingen, namelijk de nakoming van de zorgverzekeringsovereenkomst, en wijst de vordering van eiseres af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 622,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9912631 CV EXPL 22-2238
datum uitspraak: 20 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.J.E. Korteweg,
tegen
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Musardo.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘VGZ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 mei 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 22 augustus 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de pleitaantekeningen van [eiseres01] .
1.2.
Op 19 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam01] (zoon van [eiseres01] ), mr. L. Boer (kantoorgenoot van mr. H.J.E. Korteweg), mr. M. Musardo en mr. K. Hensen (collega van mr. M. Musardo).

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] heeft per 1 januari 2009 een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met IZA Cura (de rechtsvoorganger van VGZ). De dochter van [eiseres01] , mevrouw [naam02] (hierna: [naam02] ), heeft ook per 1 januari 2009 een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met IZA Cura. Per 1 januari 2016 zijn beide zorgverzekeringsovereenkomsten overgegaan naar VGZ. VGZ heeft, evenals haar rechtsvoorganger, de premies en overige kosten van beide zorgverzekeringen via een automatische incasso geïnd van de rekening van [eiseres01] .
2.2.
[naam02] is op 22 juli 2019 overleden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • VGZ te veroordelen aan haar te betalen € 7.188,34, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • VGZ te veroordelen om aan haar te betalen € 734,42 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • VGZ te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [eiseres01] is een 76-jarige vrouw van Marokkaanse afkomst en ze is de Nederlandse taal niet machtig. [naam02] heeft tot haar overlijden de administratie van [eiseres01] gevoerd. Na het overlijden van [naam02] heeft de zoon van [eiseres01] ontdekt dat VGZ sinds 2014 de premie voor de zorgverzekering van [naam02] van de bankrekeningnummer van [eiseres01] heeft afgeschreven. [eiseres01] heeft hier nooit toestemming voor gegeven en was hiervan niet op de hoogte. Voor het betalen van deze premie bestond ook geen rechtsgrond, zodat [eiseres01] gerechtigd is om de premie op grond van onverschuldigde betaling terug te vorderen van VGZ.
3.3.
VGZ is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Voor zowel [eiseres01] als [naam02] is op 1 november 2009 een machtiging tot automatische incasso afgegeven op het rekeningnummer van [eiseres01] . Er ontbrak geen rechtsgrond voor de inningen, omdat [naam02] als verzekeringsnemer verplicht was om premie te betalen. Het is niet ongebruikelijk dat een rekeningnummer van een derde wordt opgegeven voor het innen van de premie en VGZ is niet verplicht om te controleren of de houder van het rekeningnummer akkoord is met de afgegeven machtiging tot automatische incasso. Dat doet zij slechts als daartoe aanleiding is en dat was hier niet het geval. Subsidiair is VGZ van mening dat zij te goeder trouw heeft gehandeld. Meer subsidiair doet VGZ een beroep op de redelijkheid en billijkheid bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW.

4.De beoordeling

4.1.
De stelling van [eiseres01] , dat zij nooit een incassomachtiging heeft afgegeven aan VGZ en dat er geen document is overgelegd met haar handtekening erop, kan haar niet baten. Volgens VGZ is een machtiging tot automatische incasso afgegeven op 1 november 2009. VGZ heeft tijdens de zitting toegelicht dat zij deze machtiging niet langer dan zeven jaar bewaart gelet op de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Uit het door VGZ overgelegde screenshot (productie 2 bij conclusie van antwoord) en de door haar gegeven toelichting blijkt echter voldoende dat voor de zorgverzekering van zowel [eiseres01] als [naam02] een machtiging tot automatische incasso ten laste van hetzelfde rekeningnummer (van [eiseres01] ) is afgegeven. VGZ heeft dus niet zonder incassomachtiging, en dus onbevoegd, bedragen van de rekening van [eiseres01] afgeschreven.
4.2.
[eiseres01] stelt dat zij niet degene is geweest die de machtiging tot automatische incasso heeft afgegeven aan VGZ, maar dat [naam02] dat zonder haar toestemming heeft gedaan. Volgens VGZ mocht zij er echter op basis van de bij haar beschikbare informatie en het gedrag van [eiseres01] op vertrouwen dat [eiseres01] toestemming had gegeven voor het gebruik van haar rekening aan [naam02] voor de afschrijvingen van VGZ voor beider zorgverzekeringen. De kantonrechter begrijpt uit dit verweer dat VGZ een beroep doet op artikel 3:61 lid 2 BW, welk artikel bepaalt dat indien een rechtshandeling in naam van een ander ( [eiseres01] ) is verricht, tegen de wederpartij (VGZ), indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep kan worden gedaan.
4.3.
VGZ heeft toegelicht dat zij er niet aan hoefde te twijfelen dat zij de betalingen ten behoeve van [naam02] mocht incasseren van het rekeningnummer van [eiseres01] , omdat het niet ongebruikelijk is dat een verzekeringnemer niet de feitelijke betaler van de premie is, er sprake was van een moeder-dochterrelatie en [eiseres01] en [naam02] op hetzelfde adres woonden. Volgens VGZ komt het in dit soort gevallen vaker voor dat de moeder de premie voor de dochter betaalt. Daarnaast heeft VGZ erop gewezen dat zij (en haar rechtsvoorganger) sinds de machtiging tot automatische incasso in 2009 werd afgegeven, de premies en overige kosten ten behoeve van [naam02] van de rekening van [eiseres01] heeft afgeschreven en daarover nooit bezwaar, vragen of een klacht heeft ontvangen, terwijl tot 10 maart 2021 [eiseres01] de enige was die haar financiële en medische gegevens van haar zorgverzekering kon raadplegen of wijzigen. Daaruit mocht zij instemming van [eiseres01] afleiden.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat aan VGZ gezien deze omstandigheden niet kan worden tegengeworpen dat [naam02] geen toereikende volmacht had om voor haar zorgverzekering aan VGZ een machtiging tot automatische incasso te geven ten laste van de rekening van [eiseres01] . Dit geldt natuurlijk voor zover [naam02] inderdaad geen toereikende volmacht had van haar moeder en [eiseres01] niet zelf de machtiging aan VGZ heeft gegeven. Het was aan [eiseres01] om haar eigen rekening te (laten) controleren. Nu zij dat niet gedaan heeft en zij kennelijk aan haar dochter haar administratie toevertrouwde, komt het voor haar rekening en risico als VGZ daardoor ten onrechte uit ging van een toereikende volmacht aan [naam02] .
4.5.
Nu er een rechtsgrond was voor de betalingen die [naam02] aan VGZ heeft verricht, namelijk nakoming van de zorgverzekeringsovereenkomst, zijn de betalingen die van de rekening van [eiseres01] ten behoeve van [naam02] zijn verricht niet onverschuldigd geweest. Dit betekent dat er geen grond is om de vordering van [eiseres01] toe te wijzen en deze zal worden afgewezen.
proceskosten
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [eiseres01] de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van VGZ tot vandaag vast op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 311,- tarief). De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
4.7.
De proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de kant van VGZ tot vandaag vastgesteld op € 622,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688