ECLI:NL:RBROT:2022:9585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
10/170077-22 (zaak A); 10/117007-22 (zaak B); 10/118622-22 (zaak C)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging en bewezenverklaring van mishandelingen, diefstal en lokaalvredebreuk met strafoplegging en bijzondere voorwaarden

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, diefstal en lokaalvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging in zaak A, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan twee mishandelingen, drie bedreigingen, diefstal en lokaalvredebreuk. De feiten vonden plaats in mei 2022, waarbij de verdachte onder andere een vrouw in een tram mishandelde en oordopjes stal uit een winkel. Na de diefstal bedreigde hij een beveiliger en overtrad hij een eerder opgelegd winkelverbod door opnieuw in de winkel te verschijnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn bipolaire stoornis, niet volledig ontoerekenbaar was en legde een gevangenisstraf op van 200 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals klinische opname en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelde dat de verdachte moet werken aan zijn herstel om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/170077-22 (zaak A); 10/117007-22 (zaak B); 10/118622-22 (zaak C) (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. W.H.J.W. de Brouwer, raadsman te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 in zaak A ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 in zaak A, onder 1 t/m 3 in zaak B en onder 1 t/m 3 in zaak C ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een meldplicht, klinische opname, ambulante behandeling, begeleid wonen, contactverbod en meewerken aan schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2 in zaak A
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 in zaak A ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1 in zaak B
Het onder 1 in zaak B ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1 in zaak A, feit 2 en 3 in zaak B en
feit 1 en 2 in zaak C
Het verweer dat de verdediging heeft gevoerd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II.
Bewijswaardering feit 3 in zaak C
Door de verdediging is aangevoerd dat vrijspraak moet volgen, omdat – ondanks dat de verdachte zijn handtekening onder het winkelverbod heeft gezet – de verdachte niet op de hoogte was (van de inhoud) van het uitgereikte winkelverbod.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, door het zetten van een handtekening onder het winkelverbod, het voor rekening en risico van de verdachte komt dat hij op de hoogte is van de inhoud van het betreffende winkelverbod. Het verweer wordt daarom verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 in zaak A, feit 2 en 3 in zaak B en feit 1, 2 en 3 in zaak C ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
feit 1 in zaak A
hij, op 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer01] heeft mishandeld door tegen het lichaam te duwen en te trekken en in het gezicht te slaan;
feit 1 in zaak B:
hij op 10 mei 2022 te Rotterdam, oordopjes die geheel of ten dele aan de [winkel01] (gelegen aan het [adres02] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2 in zaak B:
hij op 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer02] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- een opengeklapte autosleutel te tonen en stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer02] en
- ( daarbij) aan die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen: "ik sla je in elkaar buiten" en “de volgende sla ik je in elkaar";
feit 3 in zaak B:
hij op 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] in het gezicht te slaan ;
feit 1 in zaak C:
hij op 12 mei 2022 te Rotterdam [slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door:
- een mes te tonen en
- die [slachtoffer03] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik kom terug met een granaat om de winkel te bombarderen” en “Ik graaf een graf voor je” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2 in zaak C:
hij op 12 mei 2022 te Rotterdam [slachtoffer04] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- een mes te tonen en (vervolgens) met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer04] te maken en
- die [slachtoffer04] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je steken” en “Ik kom terug met een granaat om de winkel te bombarderen”;
feit 3 in zaak C:
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Rotterdam in het besloten lokaal, te weten de [winkel01] , vestiging [adres02] , wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 10 mei 2022, schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 24 maanden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 in zaak A:
mishandeling;
feit 1 in zaak B:
diefstal;
feit 2 in zaak B:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 in zaak B:
mishandeling;
feit 1 in zaak C:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 in zaak C:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3 in zaak C:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de feiten de verdachte wegens zijn bipolaire stoornis niet kunnen worden toegerekend. Voor een eerdere strafzaak die heeft geleid tot een vonnis in maart 2022 is in december 2021 een dubbelrapportage opgesteld. Gelet op de bipolaire stoornis bij de verdachte werd in deze rapportage geadviseerd om de feiten niet, dan wel sterk verminderd, aan de verdachte toe te rekenen. Gelet op de zorgmachtiging die in juni 2022 is afgegeven, de daaraan ten grondslag liggende stukken en het eerdere rapport van december 2021, verzoekt de verdediging de feiten niet aan de verdachte toe te rekenen.
Beoordeling
De bewezenverklaarde feiten in deze zaak zijn gepleegd in mei 2022. Ten aanzien van deze feiten is geen rapportage opgemaakt. Wel is met de verdachte gesproken op 16 mei 2022 tijdens een voorgeleidingsconsult. Tijdens het voorgeleidingsconsult viel het de deskundigen op dat de verdachte snel en chaotisch denkt en dat er sprake is van duidelijke grootheidsideeën. Volgens de deskundigen past dit bij de eerder vastgestelde bipolaire stoornis. Daarnaast is op 16 juni 2022 een zorgmachtiging afgegeven.
Bij de beoordeling neemt de rechtbank in ogenschouw dat de verdachte het afgelopen jaar niet de passende zorg heeft ontvangen om zijn stoornis te behandelen. In het licht van het rapport van december 2021, het voorgeleidingsconsult van 16 mei 2022, dat dus een aantal dagen na de bewezenverklaarde feiten plaatsvond, en de zorgmachtiging van juni 2022, vindt de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een bipolaire stoornis. Als gevolg van deze stoornis vertoont de verdachte bepaald gedrag dat leidde tot ernstig nadeel. De rechtbank gaat er echter niet vanuit dat de verdachte in het geheel niet meer in staat was om zijn eigen wil te bepalen en de grenzen van het toelaatbare te begrijpen. De rechtbank gaat daarom niet uit van volledige ontoerekenbaarheid. Het beroep daarop wordt verworpen.
Conclusie
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in drie dagen tijd schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten.
Op 10 mei 2022 heeft de verdachte in een tramwagon een vrouw mishandeld aan wie hij nog geld verschuldigd was. Later die dag heeft de verdachte oortjes gestolen bij de [winkel01] . Toen de beveiliger achter hem aanging, heeft hij de beveiliger bedreigd en mishandeld. Naar aanleiding hiervan werd aan de verdachte diezelfde dag nog een winkelverbod opgelegd.
Op 12 mei 2022 bevond de verdachte zich wederom in de [winkel01] , waardoor hij het eerder opgelegde winkelverbod overtrad en zich dus schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk. Toen de verdachte daarop door een beveiliger werd aangesproken, heeft hij deze beveiliger bedreigd door uit zijn schoudertasje een mes te halen en daarmee in de richting van de beveiliger stekende bewegingen te maken en dreigende woorden te roepen. De dreigende woorden zijn ook gehoord door een andere beveiliger die ook het mes heeft gezien. Hierdoor heeft de verdachte ook deze beveiliger bedreigd.
Met de mishandeling en bedreigingen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van de slachtoffers. Bedreigingen zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Deze feiten hebben zich voorgedaan op plekken die toegankelijk zijn voor het publiek, waardoor omstanders hiermee ook zijn geconfronteerd.
Door zich schuldig te maken aan diefstal en het negeren van het winkelverbod heeft de verdachte overlast voor de [winkel01] veroorzaakt. Dit zijn vervelende feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk (in maart 2022) is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft gelet op het rapport van 11 oktober 2022 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. In het rapport wordt verwezen naar eerder uitgebrachte reclasseringsadviezen en naar de Pro Justitia rapportage van december 2021. De verdachte lijdt aan een bipolaire stoornis met manische episodes. In een manische episode raakt hij
snel geïntimideerd en reageert hij met agressie naar zijn omgeving, omdat hij geen remmingen meer ervaart en zijn gedrag kan bijsturen. Bij de verdachte is geen sprake van ziektebesef en hij rechtvaardigt zijn handelen door de oorzaak en aanleiding geheel buiten zichzelf te leggen. In de vorige strafzaak hebben de deskundigen van het NIFP geadviseerd om de feiten bij een bewezenverklaring niet, of althans (sterk) verminderd toe te rekenen. In onderhavige zaak is geen onderzoek gedaan door het NIFP. Zonder passende interventies wordt de kans op herhaling als hoog ingeschat.
Op 16 juni 2022 is een zorgmachtiging afgegeven en werd de verdachte geplaatst in een kliniek van Antes. Gezien het verwijt dat hij twee psychiaters van Antes zou hebben bedreigd – waarvan de rechtbank de verdachte in onderhavige zaak zal vrijspreken –
staat Antes niet open voor de terugkomst van de verdachte. De reclassering is in gesprek met Fivoor of de verdachte geplaatst kan worden op de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA), wat een passende setting zou zijn gelet op de problematiek bij de verdachte. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling (FPA van Fivoor), ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met onder andere de psychiaters van Antes en de verplichting om mee te werken schuldhulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat - zoals eerder al overwogen - tijdens het begaan van de feiten bij de verdachte een ziekelijke stoornis bestond en zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met enigszins verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank is – met de verdediging – van oordeel dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank vindt het van belang een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, zodat door middel van de bijzondere voorwaarden binnen een strafrechtelijk kader kan worden gewerkt aan het verminderen van het herhalingsgevaar. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 2 in zaak A tenlastegelegde bedreiging, zal de rechtbank - anders dan door de reclassering geadviseerd - geen contactverbod opleggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, klinische opname, ambulante behandeling, begeleid wonen en de verplichting medewerking te verlenen schuldhulpverlening en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde01] ter zake van het onder 1 in zaak C ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 900,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering gedeeltelijk toewijsbaar voor een bedrag van
€ 750,-, en heeft oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag, gelet op de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, aanzienlijk gematigd moet worden.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij lijkt in overwegende mate te zijn gebaseerd op de schade voortvloeiend uit het zien van stekende bewegingen die door de verdachte met het mes worden gemaakt. De rechtbank acht ten aanzien van de benadeelde partij slechts bewezen dat aan hem een mes is getoond door de verdachte en dat hij hierbij dreigende woorden riep. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal deze schade gelet op de ernst van de bedreiging naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 250,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2022 en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 138, 285, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 in zaak A ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 in zaak A, de onder 1, 2 en 3 in zaak B en de onder 1, 2 en 3 in zaak C ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
40 (veertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich laten opnemen op de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op een nog te bepalen datum. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien mogelijk direct na de beëindiging van de opname in de zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
de veroordeelde zal verblijven bij Fivoor of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden nummer 1 t/m 5 en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde01] , te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde01] te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en A. Anakhrouch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zaak A
feit 1
hij, op of omstreeks 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer01] heeft mishandeld door tegen het lichaam te duwen en/of te trekken en/of in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan/stompen;
feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 4 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Rotterdam [slachtoffer05] en [slachtoffer06] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (via een brief) dreigend de woorden toe te voegen: "Als jullie me medicatie geven dan is dat het laatste wat jullie doen";
Zaak B
feit 1
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Rotterdam, oordopjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel01] (gelegen aan het [adres02] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een opengeklapte autosleutel te tonen en stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer02] en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen: "ik sla je in elkaar buiten" en/of “de volgende sla ik je in elkaar", althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 3
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Rotterdam, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] in/op/tegen het gezicht te slaan met zijn vuist;
Zaak C
feit 1
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Rotterdam [slachtoffer03] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of (vervolgens) met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer03] te maken en/of
- die [slachtoffer03] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je steken” en/of “Ik kom terug met een granaat om de winkel te bombarderen” en/of “Ik graaf een graf voor je” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Rotterdam [slachtoffer04] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen/voor te houden en/of met (vervolgens) met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer04] te maken en/of
- die [slachtoffer04] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je steken” en/of “Ik kom terug met een granaat om de winkel te bombarderen”;
feit 3
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Rotterdam in het besloten lokaal, te weten de [winkel01] , vestiging [adres02] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 10 mei 2022, schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 24 maanden.