Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging doodslag);
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (poging zware mishandeling) en onder 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
4..Waardering van het bewijs
hij op 17 juli 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere keren met een mes in de schedel en de hals en de arm en de heup of de bil heeft gestoken en/of gesneden, en (van dichtbij met kracht) stekende bewegingen naar de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 17 juli 2022 te Rotterdam, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5..Strafbaarheid feiten
1..(impliciet subsidiair)
poging tot zware mishandeling;
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
9..Bijlagen
10.. Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de schedel en/of de hals en/of de arm en/of de heup en/of de bil, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, en/of (van dichtbij met kracht) stekende en/of snijdende bewegingen naar/in de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 17 juli 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.