ECLI:NL:RBROT:2022:9583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
10/102181-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen en munitie met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte werd op 23 april 2022 gefouilleerd bij de ingang van een uitgaansgelegenheid, waar een vrouwelijke beveiliger een vuurwapen bij hem voelde. Na de fouillering liep de verdachte naar de parkeergarage, waar later een vuurwapen werd aangetroffen op het achterwiel van een auto. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet het vuurwapen had en dat de verklaring van de beveiliger ongeloofwaardig was. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie, en verwierp het alternatieve scenario van de verdediging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte het risico dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt voor de veiligheid in de openbare ruimte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/102181-22
Datum uitspraak: 3 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
aanwezig is raadsman mr. H. Raza, waarnemend voor mr. G.S.J. van Gestel, beiden advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte een vuurwapen bij zich had bij [naam club01] . De verdediging acht de verklaring van de vrouwelijke beveiliger dat zij een vuurwapen bij verdachte voelde ongeloofwaardig. Daarnaast kan volgens de verdediging niet bewezen worden dat het de verdachte is geweest die het vuurwapen op het achterwiel van de geparkeerde auto heeft gelegd. De camerabeelden van de parkeergarage zijn maar van een beperkte tijdsperiode beschikbaar. Om die reden kan niet worden uitgesloten dat een andere persoon op een eerder moment het vuurwapen op het achterwiel van de auto heeft neergelegd.
Beoordeling
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte het tenlastegelegde vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe als volgt wordt overwogen.
Op basis van het dossier staat vast dat de verdachte bij de hoofdingang van [naam club01] door een vrouwelijke beveiliger is gefouilleerd. Op de camerabeelden is te zien dat de vrouwelijke beveiliger, na de fouillering van het bovenlichaam van de verdachte, iets ter hand neemt en vervolgens het onderlichaam van de verdachte controleert. De verdachte loopt vervolgens naar buiten.
De vrouwelijke beveiliger heeft verklaard dat zij bij deze fouillering ter hoogte van het kruis van verdachte een vuurwapen voelde. Naar aanleiding van de mededeling van de vrouwelijke beveiliger, volgen beveiligers en de reeds aanwezige verbalisanten de verdachte, die de parkeergarage is ingelopen. Op camerabeelden van de parkeergarage is te zien dat de verdachte in de parkeergarage tussen rijen auto’s loopt en ter hoogte van het rechterachterwiel van een donkerkleurige personenauto bukt. Op dat wiel wordt vervolgens na een aantal minuten door een beveiliger een vuurwapen aangetroffen.
De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst.
De verdachte heeft verklaard dat hij een vlindermes bij zijn kruis droeg en dat hij na de fouillering bij [naam club01] is weggerend in de richting van de parkeergarage en het vlindermes in de parkeergarage heeft weggegooid toen hij gebukt tussen de donkerkleurige personenauto en de auto ernaast doorliep.
Deze verklaring vindt de rechtbank, in het licht van de verklaring van de vrouwelijke beveiliger en de overige inhoud van het dossier, niet geloofwaardig. Niet alleen heeft de vrouwelijke beveiliger verklaard een vuurwapen bij de verdachte te hebben gevoeld, maar ook is geen mes aangetroffen in de parkeergarage nabij de plaats waar de verdachte gebukt tussen de auto’s doorging. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaring van de vrouwelijke beveiliger niet ongeloofwaardig, aangezien het hanteren van een handdetector voor het controleren van het onderlijf van de verdachte, niet uitsluit dat zij met haar hand tegen de kruisregio van verdachte is aangekomen en zo gevoeld heeft dat het een vuurwapen betrof. Ter zitting heeft de verdachte niet concreet kunnen maken in welke richting hij dat mes gegooid heeft. Daar komt bij dat de verdachte deze verklaring pas in een zodanig laat stadium heeft afgelegd, dat het alsnog uitgebreid zoeken naar dat vlindermes, niet meer tot de mogelijkheden behoorde. Uiteindelijk is op de autoband waar de verdachte korte tijd daarvoor een bukkende beweging heeft gemaakt een vuurwapen aangetroffen. Op de camerabeelden is waar te nemen dat in het kleine half uur voorafgaand aan het moment dat verdachte de betreffende auto passeert, geen personen tussen deze auto en de auto ernaast zijn door gegaan op buigende of bukkende wijze. Het geschetste alternatieve scenario vindt geen ondersteuning in het dossier. Gelet op die omstandigheden wordt het alternatieve scenario verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 23 april 2022 het vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 april 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock 19, type gen 5, kaliber 9 mm
en
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 15 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft geprobeerd de uitgaansgelegenheid [naam club01] binnen te komen met een vuurwapen met daarin patronen. Bij de toegangspoortjes werd bij de verdachte tijdens het fouilleren een vuurwapen gevoeld. De verdachte is vervolgens naar buiten gelopen en heeft zich geprobeerd te ontdoen van het vuurwapen. Het vuurwapen werd korte tijd later aangetroffen op het achterwiel van een auto die geparkeerd stond in de parkeergarage naast [naam club01] . Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het, op de openbare weg, tijdens het uitgaansleven, voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorhanden hebben van voor dat wapen geschikte munitie. Het is uitsluitend vanwege het adequate optreden van de vrouwelijke beveiliger dat verdachte het vuurwapen niet naar binnen mee heeft kunnen nemen.
Het op die manier voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie in een uitgaansgelegenheid levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid in het algemeen en voor de veiligheid van personen in de directe omgeving van verdachte in het bijzonder. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor het vervolgens door de verdachte achterlaten van het vuurwapen op het achterwiel van een auto. De aanwezigheid en het gebruik van vuurwapens in de openbare ruimte is in Rotterdam een toenemend probleem waardoor het veiligheidsgevoel van heel veel mensen wordt geraakt. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het vuurwapen, met patronen in het magazijn, binnen handbereik had.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst de feiten, de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen en de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht om een straf aan de verdachte op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De ernst van de feiten rechtvaardigen dat echter niet. Het is immers zeer kwalijk dat de verdachte een vuurwapen met munitie meeneemt naar een uitgaansgelegenheid en daarmee probeert binnen te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en A. Anakhrouch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 april 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock 19, type gen 5, kaliber 9 mm
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1, onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 15 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.