In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte werd op 23 april 2022 gefouilleerd bij de ingang van een uitgaansgelegenheid, waar een vrouwelijke beveiliger een vuurwapen bij hem voelde. Na de fouillering liep de verdachte naar de parkeergarage, waar later een vuurwapen werd aangetroffen op het achterwiel van een auto. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet het vuurwapen had en dat de verklaring van de beveiliger ongeloofwaardig was. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie, en verwierp het alternatieve scenario van de verdediging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte het risico dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt voor de veiligheid in de openbare ruimte.