Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het op dagvaarding I onder 1 impliciet primair en het op dagvaarding II onder 1 primair, 2 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het op dagvaarding I onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde en het op dagvaarding II onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling (met uitzondering van het innemen van medicijnen als onderdeel van de behandeling), actieve deelneming aan de gedragsinterventie I-Respect of andere gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing waaronder de COVA, het hebben van een proactieve houding aangaande dagbesteding en het conformeren aan afspraken en aanwijzingen omtrent de financiële situatie.
4.Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feiten
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
- een meldplicht bij de reclassering;
- een ambulante behandeling;
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.. Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
bijzondere voorwaarden:
[slachtoffer02], te betalen een bedrag van
€ 1.061,- (zegge: duizend éénenzestig euro), bestaande uit € 61,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 1.061,- (hoofdsom, zegge: duizend éénenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
21 dagen;