Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres
[vergunninghoudster]uit [plaats 2] (vergunninghoudster)
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
De omgevingsvergunning is, voor zover hier van belang, op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), verleend voor de activiteiten bouwen en handelen in strijd met het geldende bestemmingsplan. Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan “Kethel e.o.”. Het perceel waarop het warmtestation wordt gebouwd heeft in dat bestemmingsplan de bestemming “Verkeer-verblijfsgebied”. De bouw en het gebruik van het warmtestation zijn in strijd met de planregels voor die bestemming.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de doelstellingen van eiseres gericht zijn op de bescherming van de natuurwaarden, recreatieve waarden en cultuurhistorische waarden van het Poldervaartgebied. Daarnaast is gebleken dat eiseres feitelijke werkzaamheden verricht die zien op dit gebied. Verweerder heeft dat niet weersproken. Ter zitting heeft eiseres verder onweersproken gesteld dat zij al vele jaren overlegpartner van de gemeente is in zaken die de Poldervaart betreffen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het bestreden besluit in het geheel geen negatieve gevolgen kan hebben voor het Poldervaartgebied zoals dat in het overgelegde document is omschreven. Vanwege de korte afstand van het gebouw tot de Poldervaart (tussen de 15 en 25 meter) en de omvang van het gebouw acht de rechtbank het aannemelijk dat het bouwplan negatieve effecten kan hebben op de door eiseres genoemde waarden van het Poldervaartgebied. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de regels of beginselen waarop eiseres zich in de beroepsgronden beroept kennelijk niet strekken tot bescherming van haar belangen. Artikel 8:69a van de Awb staat daarom niet in de weg aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden van eiseres.
Volgens verweerder bevat de GBSV geen bindende normen, maar kan gemotiveerd van dit beleid worden afgeweken. Dat is in dit geval gedaan. Het realiseren van een alternatieve basisenergievoorziening is noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen te behalen. Volgens de gemeentelijke Transitievisie Warmte voor Schiedam van 3 november 2020 is een warmtenet de meest doelmatige oplossing voor Groenoord. Volgens verweerder weegt het belang van het behalen van de klimaatdoelstellingen zwaarder dan het behoud van de indicatieve zone langs de Poldervaart. De zone zal worden beperkt van 30 naar 22 m. De impact is daarmee volgens verweerder relatief beperkt. Het warmtestation vormt bovendien geen belemmering om de Poldervaart eventueel in de toekomst door te trekken. Verweerder stelt verder dat op grond van het geldende bestemmingsplan “Kethel e.o.” de locatie de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” heeft. De Poldervaart heeft de bestemming “Water” en de gronden tussen het huidige parkeerterrein en de Poldervaart hebben de bestemming “Recreatie – 2”. Het bestemmingsplan bevat geen beschermingszones rondom de Poldervaart. Ook maken de Poldervaart en de kades geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland of een Natura 2000-gebied. Er is dan ook geen sprake van een vastgelegde ecologisch beschermde Poldervaartzone, aldus verweerder.
Bij de voorbereiding van het bestreden besluit is ingegaan op het voorstel van eiseres om het gebouw te draaien. De vergunde gebouworiëntatie (oost-west) is volgens verweerder in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht beter, omdat daarmee de smalle kant van het gebouw aan de Poldervaart komt te liggen.
Verder stelt verweerder dat de gevolgde procedure het gesprek met de raad en de bewoners niet onmogelijk heeft gemaakt. Het bestreden besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure, waarin burgers worden geïnformeerd en inspraakmogelijkheden hebben. De raad heeft op 15 december 2020 expliciet besloten over het onderwerp “Nieuwe Energie voor Groenoord”. De bouw van het warmtestation en de aanleg van het warmtenet waren daar onderdeel van.
In het gedeelte van de GBSV waarnaar eiseres heeft verwezen, is in verband met de ontwikkeling van woningen een afstand van minimaal 30 m vanaf de kade van de Poldervaart vermeld. Tussen de 30 en 50 m vanaf de kade zijn ontwikkelingen mogelijk, mits er voldoende aandacht is voor de groenblauwe structuur. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet duidelijk dat het beleid er volgens de GBSV in algemene zin op is gericht om een afstand van minimaal 30 m en bij voorkeur 50 m in acht te nemen tussen bebouwing en de kade van de Poldervaart. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt echter dat verweerder dat wel als uitgangspunt heeft gehanteerd. Verweerder stelt dat hij in dit opzicht van de GBSV is afgeweken.
De afstand tussen het gebouw en de Poldervaart is in dit geval minder dan 30 m. Het gebouw is oost-west georiënteerd. Eiseres heeft voorgesteld om het gebouw 90 graden te draaien, zodat het op grotere afstand van de Poldervaart komt te staan. Tussen partijen is niet in geschil dat daarmee de afwijking van de GBSV grotendeels of geheel zou worden opgeheven.
Verweerder heeft de afwijking van de GBSV in de eerste plaats onderbouwd met het maatschappelijke belang van het warmtestation in het licht van het gemeentelijke klimaatbeleid. Aan de keuze om het gebouw niet 90 graden te draaien en daarmee op grotere afstand van de Poldervaart te laten staan, heeft verweerder stedenbouwkundige en landschappelijke overwegingen ten grondslag gelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze belangen in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van het in acht nemen van een grotere afstand tot de Poldervaart. Daarbij betrekt de rechtbank dat het geldende bestemmingsplan op deze plaats in ieder geval niet voorziet in de bescherming van een ecologische zone rond de Poldervaart; de gronden hebben in het bestemmingsplan grotendeels een verkeersbestemming en zijn nu al als parkeerterrein in gebruik. Verder is van belang dat het bij de vergunde ligging van het gebouw mogelijk blijft om de Poldervaart in de toekomst door te trekken.
Voor zover eiseres heeft betoogd dat de raad expliciet had moeten beslissen over de afwijking van de GBSV, overweegt de rechtbank dat de raad in zijn vergadering van 15 december 2020 positief heeft beslist over het project “Nieuwe Energie voor Groenoord” inclusief de bouw van het warmtestation.
In artikel 2, negende lid, van de algemene vvb is bepaald dat de algemene vvgb van toepassing is op projecten in het kader van duurzame energie. Eiseres betoogt dat deze bepaling niet zo ver kan strekken dat voor een groot bouwwerk zoals het vergunde warmtestation geen afzonderlijke beoordeling door de raad nodig is. Zij wijst hierbij ook op enkele uitzonderingen op de toepasselijkheid van de algemene vvgb. Dit zijn projecten die politiek-bestuurlijk gevoelig liggen (artikel 3, onder a), middelgrote projecten (artikel 3, onder b) en projecten die deels in de bestemming “Groen-2” liggen (artikel 3, onder d). Eiseres stelt dat sprake is van politieke gevoeligheid vanwege het gemeentelijke beleid voor de Poldervaartzone. Vanwege de omvang van het gebouw is het bouwplan volgens haar gelijk te stellen met een middelgroot project zoals de bouw van ongeveer 40 woningen. Bij een dergelijk project moet de raad geïnformeerd worden. Verder stelt eiseres dat de extra parkeerplaatsen die in het project zijn opgenomen ter compensatie van het gebouwoppervlak in de bestemming “Groen-2” liggen. Daarmee is sprake van een project dat de Groene Long aantast en waarvoor volgens hoofdstuk 5 van de algemene vvgb nadere besluitvorming in de raad vereist is.
Eiseres betoogt daarnaast dat artikel 2, vierde lid, van de algemene vvgb is gericht op het verbeteren van de omgeving van de Poldervaart. Het toestaan van een ontwikkeling die die omgeving aantast, is daarmee tegenstrijdig. Ook daarom had een specifieke vvgb aan de raad moeten worden gevraagd, aldus eiseres.
Verweerder stelt dat de wettelijk voorgeschreven procedures zijn gevolgd met inspraakmogelijkheden voor burgers. De raad is ook geïnformeerd en betrokken. De raad heeft op 15 december 2020 bovendien expliciet besloten over de bouw van het warmtestation Groenoord en de realisatie van het warmtenet. In het raadsbesluit van 15 december 2020 is deze ontwikkeling aangemerkt als “project in het kader van duurzame energie” als bedoeld in de algemene vvgb.
Volgens verweerder is bij de omgevingsvergunning voor het warmtestation geen sprake van politieke gevoeligheid. De raad had namelijk op 3 november 2020 al de Transitievisie Warmte vastgesteld en op 15 december 2020 het besluit over Nieuwe Energie voor Groenoord genomen. De uitzondering voor middelgrote woningbouwprojecten is niet relevant, omdat het bouwplan daar geen betrekking op heeft. Projecten in het kader van duurzame energie zijn in artikel 2, negende lid, uitdrukkelijk aangewezen en de raad heeft op 15 december 2020 expliciet besloten dat het warmtestation Groenoord onder die categorie valt. De raad is daarbij voldoende geïnformeerd. Verweerder stelt verder dat de gronden ten zuiden van sporthal Groenoord, waar parkeerplaatsen worden gecompenseerd, in het geldende bestemmingsplan “Kethel e.o.” geen groenbestemming hebben, maar zijn bestemd als “Verkeer-verblijfsgebied”.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat artikel 2, vierde lid, van de algemene vvgb in dit geval niet relevant is. De categorieën zijn alleen bedoeld om aan te geven wanneer geen vvgb van de raad nodig is.
Verweerder heeft de bouw van het warmtestation niet beschouwd als project dat politiek of bestuurlijk zo gevoelig is dat dit aan de raad behoort te worden voorgelegd, zoals bedoeld in artikel 3, onder a, van de algemene vvgb. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Daarbij is van belang dat de raad in zijn vergadering van 15 december 2020 heeft besloten over de bouw van het warmtestation Groenoord en de realisatie van het warmtenet en daarbij heeft bevestigd dat die ontwikkeling een “project in het kader van duurzame energie” is als bedoeld in de algemene vvgb.
Anders dan eiseres betoogt, is de uitzondering in artikel 3, onder b, van de algemene vvgb beperkt tot bepaalde woningbouwprojecten en kan uit die uitzondering niet worden afgeleid dat de algemene vvgb niet van toepassing is op andere projecten van een bepaalde omvang. De rechtbank stelt verder vast dat zowel de bouw van het warmtestation als de compensatie van parkeerplaatsen niet plaatsvinden op gronden die in het ter plaatse geldende bestemmingsplan de bestemming “Groen-2” hebben. Daarom is de uitzondering in artikel 3, onder d, van de algemene vvgb in dit geval niet van toepassing.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 1:21. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 8:69aDe bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Artikel 2.1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
Artikel 2.101. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
Artikel 2.121. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
Artikel 2.271. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.
Besluit omgevingsrechtArtikel 6.51. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
(…)
Artikel 2 Categorieën van gevallen
(…)
4. Projecten die bijdragen aan het behoud en versterking van de natuur- en landschapswaarden van het polderlandschap van Midden-Delfland, het Beatrixpark, de Poldervaart, Polderwetering, Harreweg en Park Kethel.
(…)
9. Projecten in het kader van duurzame energie.
(…)