ECLI:NL:RBROT:2022:9530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/10/621544 / HA ZA 21-594
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade door niet-nakoming van verplichtingen uit vervoerovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Belgische eigenaar van een binnenvaartmotorschip en een Nederlands bevrachtingskantoor, Armaris Bevractingen B.V. De eigenaar, aangeduid als [naam eiser], heeft Armaris aangeklaagd voor betaling van openstaande facturen ter waarde van € 44.175,00, die verband houden met een reisbevrachtingsovereenkomst voor het vervoer van een constructiedeel van Bratislava naar Papenburg. De overeenkomst was onderworpen aan het Verdrag van Boedapest inzake het vervoer van goederen over binnenwateren (CMNI).

De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst, met name de verplichting om ervoor te zorgen dat het schip geschikt was voor het vervoer van de lading. Tijdens de reis werd het schip tegengehouden door de Duitse waterpolitie vanwege een te hoge lading, wat leidde tot het overladen van de lading in een ander schip. Armaris heeft vervolgens een tegenvordering ingesteld voor schadevergoeding, die voortvloeit uit de tekortkomingen van [naam eiser].

De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam eiser] aansprakelijk is voor de schade die Armaris heeft geleden door zijn tekortkomingen. De rechtbank heeft de rechtsmacht en bevoegdheid van de rechtbank bevestigd op basis van de internationale aspecten van de zaak, en heeft het toepasselijke recht vastgesteld als Nederlands recht. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de schadeposten en de vorderingen van beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/621544 / HA ZA 21-594
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te Lummen , België,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARMARIS BEVRACHTINGEN B.V.,
gevestigd te Werkendam ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.P.J. Krijgsman te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en Armaris genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2021 met producties 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met
22;
  • de brieven van 21 oktober 2021 waarbij de rechtbank partijen oproept voor een mondelinge behandeling;
  • de zittingsagenda van 12 januari 2022;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 5 tot en met 9;
  • de akte overleggen producties van Armaris met producties 23 tot en met 34;
  • de correspondentie over het door [naam eiser] gedane verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling;
  • de oproepingsbrieven van 28 februari 2022;
  • de spreekaantekeningen van [naam eiser] ;
  • de spreekaantekeningen van Armaris ;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 11 april 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[naam eiser] is eigenaar van het binnenvaart motorschip [naam schip01] (hierna: [naam schip01]). [naam schip01] heeft een lengte van 85,88 meter en een breedte van 10 meter.
2.2.
Armaris is een bevrachtingskantoor, werkzaam in de binnenvaart.
2.3.
[naam eiser] en Armaris hebben op 30 september 2020 een reisbevrachtingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten voor het vervoer van lading (een constructiedeel) van Bratislava , Slowakije, naar Papenburg , Duitsland, tegen een blokvracht van € 25.000,00. In de overeenkomst is het Verdrag van Boedapest inzake de Overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren (hierna: CMNI) van toepassing verklaard.
2.4.
In de overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:
Vervoergegevens
Product: LxBxH = 46,50m x 5,80m x 7,17m, zie Tekening - Constructies
Productcode: CDNI: 9412
Tonnage: ca. 122 ton
(…)
Algemene voorwaarden
De vervoerder verklaart dat het schip 1) geschikt is voor het bovengenoemd vervoer 2) schone, droge en ladingsresten vrije ruimten heeft en 3) voldoet aan de eisen die door de overheden of instanties aan het vervoer worden gesteld (…)”
2.5.
[naam schip01] is op 28 oktober 2020 beladen in de haven van Bratislava . [naam schip01] is op 29 oktober 2020 richting Papenburg vertrokken.
2.6.
[naam schip01] passeerde op 2 november 2020 de sluis in Regensburg . De sluismeester heeft meegedeeld dat de lading te hoog was geladen gezien de hoogte van de stuurhut. De sluismeester heeft vervolgens de Duitse waterpolitie hierover geïnformeerd. Op diezelfde dag heeft de Duitse waterpolitie [naam schip01] verboden om verder te varen omdat er door de hoogte van de lading onvoldoende vrij zicht was vanuit de stuurhut.
2.7.
Omdat [naam schip01] niet verder mocht varen, heeft Armaris de lading overgeladen in een ander schip, de Con Amore, om zo de reis voort te zetten. Armaris heeft verschillende partijen ingeschakeld voor de overslag van de lading.
2.8.
[naam eiser] heeft Armaris een op 26 oktober 2020 gedateerde factuur gestuurd waarbij een pro rata bedrag voor de reis van Bratislava naar Regensburg in rekening is gebracht van € 7.125,00. [naam eiser] heeft Armaris twee op 26 oktober 2020 gedateerde vrachtfacturen gestuurd voor andere reizen dan de onderhavige. Het totaalbedrag van de drie facturen is € 44.175,00.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiser] vordert samengevat - veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Armaris tot betaling aan [naam eiser] van € 44.175,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, met ingang van dertig dagen na factuurdata, dan wel met ingang van de dag der dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van Armaris in de (na)kosten van het geding.
[naam eiser] legt daaraan nakoming (betaling van de onder 2.8 genoemde facturen) van de onderhavige en eerdere overeenkomsten ten grondslag.
3.2.
Armaris concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [naam eiser] in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [naam eiser] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
Armaris erkent de verschuldigdheid van de facturen en beroept zich op verrekening met de vergoeding voor de ten gevolge van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst of het onrechtmatig handelen van [naam eiser] geleden schade.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Armaris vordert samengevat - veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [naam eiser] tot betaling aan Armaris van:
I. € 115.557,72 aan schade, te verminderen met het bedrag dat door verrekening met de vordering van [naam eiser] teniet is gegaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2021, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen dag, tot de dag van volledige betaling;
II. € 1.488,83 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de eis in reconventie, althans een door de rechtbank te bepalen dag, tot de dag van volledige betaling;
met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [naam eiser] tot betaling van de proceskosten.
Armaris legt hieraan een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, althans onrechtmatig handelen van [naam eiser] ten grondslag.
3.5.
[naam eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Armaris in haar vorderingen, dan wel Armaris haar vorderingen te ontzeggen, dan wel af te wijzen, dan wel deze aanzienlijk te matigen tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Armaris in de (na)kosten van het geding.
[naam eiser] betwist dat sprake is van een tekortkoming of onrechtmatig handelen, betwist dat hij aansprakelijk is, althans beroept zich op ontheffing van aansprakelijkheid, en betwist de (hoogte van de) schade.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, omdat [naam eiser] in België woont, Armaris in Nederland is gevestigd en het om grensoverschrijdend vervoer per binnenschip van Slowakije naar Duitsland gaat. Daarom onderzoekt de rechtbank ambtshalve haar rechtsmacht, bevoegdheid en het toepasselijk recht.
rechtsmacht en bevoegdheid
4.2.
Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis-Vo) is van toepassing, omdat het gaat om een burgerlijke en handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van deze verordening.
Armaris (in conventie) en [naam eiser] (in reconventie) hebben de bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist, zodat deze rechtbank internationaal bevoegd is op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo.
De bevoegdheid (rechtsmacht) van de rechtbank is overigens niet in geschil.
toepasselijk recht
4.3.
De vorderingen in conventie en in reconventie zijn gegrond op de overeenkomst. Ingevolge artikel 2 lid 1 CMNI is het CMNI van toepassing op de vervoerovereenkomst, omdat de laad- en loshaven zijn gelegen in twee verschillende staten die beide partij zijn bij het verdrag. Ingevolge artikel 29 CMNI is aanvullend nationaal recht van toepassing op aangelegenheden die niet door het CMNI worden geregeld. Bij gebreke van een algemene rechtskeuze in de overeenkomst, geldt ingevolge artikel 29 lid 2 en 3 CMNI dat het recht waarmee de vervoerovereenkomst de nauwste band heeft aanvullend van toepassing is. Partijen zijn het erover eens dat dit Nederlands recht betreft. De rechtbank volgt partijen daarin.
voorts in conventie
4.4.
Armaris erkent dat zij het openstaande bedrag van € 44.175,00 van de drie onder 2.8 genoemde vrachtfacturen aan [naam eiser] is verschuldigd. Dit betekent dat de vordering in conventie van [naam eiser] in beginsel wordt toegewezen, behoudens voor zover het beroep van Armaris op verrekening slaagt.
4.5.
Armaris stelt in dat verband dat zij een tegenvordering op [naam eiser] heeft voor de kosten van de door Armaris geregelde noodoplossing om het constructiedeel af te laten leveren in Papenburg , Duitsland. Die kosten bestaan, aldus Armaris , uit kraan-, haven-, loods-, provisie-, (vervangende) vracht- en agentkosten, alsmede uit kosten voor de demontage van het constructiedeel en voor een gemiste termijn. Armaris heeft per brief van 4 juni 2021 een beroep gedaan op verrekening en stelt dat de tegenover elkaar staande schulden tot hun gemeenschappelijk beloop zijn tenietgegaan.
verrekening/niet nakoming verplichtingen vervoerder
4.6.
Armaris stelt dat zij schade heeft geleden wegens niet nakomen door [naam eiser] van zijn verplichtingen uit hoofde van de vervoerovereenkomst, althans een onrechtmatige daad van [naam eiser] . [naam eiser] heeft zich verbonden om het constructiedeel - dat door Armaris op de juiste wijze was geladen - met [naam schip01] te vervoeren voor Armaris , maar de lading is niet afgeleverd. [naam schip01] was niet voorzien van de ingevolge de geldende regelgeving vereiste uitrusting. [naam eiser] wist, althans had moeten weten, dat [naam schip01] hierdoor niet geschikt was voor het vervoer van de lading.
4.7.
[naam eiser] betwist dat hij Armaris heeft toegezegd dat hij de lading met [naam schip01] kon en mocht vervoeren. Op Armaris rustte de verplichting om de lading aan boord te laden en te stuwen. Armaris was op de hoogte van de afmetingen van de lading en de afmetingen van [naam schip01]. Het was dus aan Armaris om te bepalen of de lading deugdelijk aan boord kon worden geladen, gestuwd en vastgezet. Dat de lading te hoog was geladen, komt dan ook volgens [naam eiser] voor rekening en risico van Armaris .
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 3 lid 1 CMNI is de vervoerder verplicht de goederen binnen de gestelde termijn naar de plaats van aflevering te vervoeren en deze bij de geadresseerde af te leveren in dezelfde staat als waarin hij ze heeft overhandigd gekregen. [naam eiser] heeft niet aan deze kernverplichting voldaan, aangezien hij de lading niet naar Papenburg heeft vervoerd en niet bij de geadresseerde heeft afgeleverd. De overeengekomen reis met [naam schip01] is immers te Regensburg afgebroken, en wel op grond van omstandigheden die aan [naam eiser] zijn toe te rekenen.
4.9.
[naam eiser] heeft immers niet voldaan aan zijn verplichting ingevolge artikel 3 lid 3 CMNI om er, voorafgaand aan en bij aanvang van de reis, naar behoren op toe te zien dat het schip, rekening houdend met de te vervoeren goederen, geschikt is om de lading in te nemen, geschikt is om te varen en voorzien is van de ingevolge de geldende regelgeving vereiste uitrusting en bemanning en dat de voor het vervoer van de betrokken goederen vereiste nationale en internationale vergunningen aanwezig zijn. Daartoe is het volgende redengevend.
4.10.
Vast staat dat op het betreffende traject de Binnenschifffahrtsstraßen-Ordnung van toepassing is. Paragraaf 1.07 lid 2 van deze verordening (Anforderungen an die Beladung und freie Sicht; Höchstzahl der Fahrgäste) bepaalt:
“Die freie Sicht darf durch die Ladung oder die Trimmlage des Fahrzeugs nicht weiter als 250,00 m vor dem Bug eingeschränkt werden. Wird während der Fahrt die unmittelbare Sicht nach hinten eingeschränkt, kann dies durch ein optisches Hilfsmittel ausgeglichen werden, das in einem ausreichenden Blickfeld ein klares und unverzerrtes Bild liefert. Ist beim Durchfahren von Brücken oder Schleusen infolge der Ladung keine ausreichende unmittelbare Sicht nach vorne möglich, kann dies während der Durchfahrt durch den Einsatz von Flachspiegelperiskopen, Radargeräten, Videoanlagen oder eines Ausguckes, der in ständiger Verbindung mit dem Steuerhaus steht, ausgeglichen werden.”
[naam eiser] was op de hoogte van deze regelgeving, althans zou dat moeten zijn. [naam eiser] wist welke lading aan boord zou komen, welke afmetingen deze lading had en tot hoe hoog de stuurhut van [naam schip01] kon worden uitgeschoven. A rmaris had alle nodige informatie betreffende de te vervoeren lading aan [naam eiser] verstrekt conform haar verplichting ingevolge artikel 6 lid 2 onder a en c CMNI. [naam eiser] wist dus dat met deze lading de dode hoek voor de boeg van [naam schip01] meer dan 250 meter was, omdat het schip met de uitschuifbare stuurhut op de hoogste stand 1,20 meter hoogte tekort kwam. In zijn e-mail van 3 november 2020 aan A rmaris bevestigt [naam eiser] dat ook
(“Ik kwam 1m20 tekort vanuit mijn gezichtsveld. Dus als ik gewoon op mijn dak zou zitten, is het voldoende.
”).[naam schip01] voldeed, gelet op de maximale hoogte van de stuurhut in samenhang met de hoogte van de lading van A rmaris, niet aan de geldende regelgeving.
4.11.
Dat - zoals uit het partijdebat blijkt - partijen voorafgaand aan de belading er beide van uitgingen dat het gebrek aan zicht naar voren met hulpmiddelen kon worden ondervangen omdat zij niet beseften dat de hierboven geciteerde regelgeving strenger was geworden dan voorheen, doet er niet aan af dat [naam eiser] ingevolge zowel overeenkomst (zie onder 2.4) als artikel 3 lid 3 CMNI de partij was die ervoor verantwoordelijk was dat [naam schip01] vervoersgeschikt was en voldeed aan de eisen over belading en vrij zicht die van overheidswege aan het vervoer werden gesteld.
De ter zitting aangevoerde omstandigheid dat het schip de Caesar van Multinaut Donaulogistiek GmbH, dat eerder door de waterpolitie was tegengehouden, wel mocht doorvaren met een periscoop, ontslaat [naam eiser] niet van voornoemde verantwoordelijkheid en verplichting ingevolge artikel 3 lid 3 CMNI en de overeenkomst.
verrekening/aansprakelijkheid
4.12.
Ingevolge artikel 16 lid 1 CMNI is de vervoerder aansprakelijk voor schade door verlies of door beschadiging van de goederen die ontstaat tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen ten vervoer en het ogenblik van hun aflevering, alsmede voor vertraging in de aflevering, voor zover hij niet bewijst dat de schade voortvloeit uit omstandigheden die een zorgvuldig vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
4.13.
[naam eiser] doet - terecht - geen beroep op overmacht in de zin van dit artikellid, maar verwijst ernaar ter onderbouwing van zijn stelling dat hij alleen aansprakelijk is voor schade door verlies of beschadiging van de goederen en voor vertragingsschade. Volgens [naam eiser] is van dergelijke schade geen sprake, omdat de lading niet verloren of beschadigd is en niet is overeengekomen om uiterlijk op een bepaalde datum te lossen te P apenburg. [naam eiser] kwalificeert de door A rmaris gevorderde schade als gevolgschade , waarvoor aansprakelijkheid ingevolge voornoemd artikellid is uitgesloten. De aansprakelijkheid uitbreiden in die zin dat de vervoerder ook aansprakelijk is voor gevolgschade, is ingevolge artikel 25 lid 1 CMNI nietig. Aldus [naam eiser].
4.14.
A rmaris betwist dat sprake is van gevolgschade. Volgens A rmaris kwalificeren de door haar gemaakte kosten voor het (alsnog) doen vervoeren van de lading integraal als schade ten gevolge van het handelen van [naam eiser] waarvoor hij aansprakelijk is. De schade hangt direct met dit handelen samen.
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 16 lid 1 CMNI bepaalt dat de vervoerder aansprakelijk is voor schade door verlies of beschadiging van de goederen en voor vertraging in de aflevering. Artikel 19 CMNI bevat regels over de berekening van de verschuldigde schadevergoeding. De rechtbank begrijpt het standpunt van A rmaris zo dat de door haar gemaakte kosten om het constructiedeel alsnog op de plaats van bestemming te krijgen moeten worden geacht te drukken op de waarde van het constructiedeel, in die zin dat hierin verschil zit tussen de ‘verwachte waarde’ bij aflevering ter bestemming en de ‘aangekomen waarde’, en in zoverre als schade aan de lading moet worden opgevat althans daaraan gelijk kan worden gesteld, ook al is van fysieke beschadiging geen sprake. Op grond van artikel 19 lid 2 CMNI dient de schadevergoeding ingeval van beschadiging van de lading te worden berekend door vergelijking van de werkelijke waarde van de afgeleverde lading met de verwachte waarde, te weten de waarde die het afgeleverde bij aankomst had moeten hebben bij deugdelijk vervoer. De verwachte waarde of bestemmingswaarde stemt in principe overeen met de afzendwaarde plus de transportkosten. Partijen hebben zich nog niet uitgelaten over de hier bedoelde waardes van de lading. De zaak zal daartoe - ook om verrassingsbeslissingen te voorkomen, nu het schadedebat met een iets andere insteek is gevoerd - naar de rol worden verwezen.
verrekening/wel of geen ontheffing van aansprakelijkheid
4.16.
[naam eiser] doet een beroep op ontheffing van aansprakelijkheid in de zin van artikel 18 lid 1 sub b en c CMNI, op grond waarvan de vervoerder ontheven is van aansprakelijkheid, indien het verlies, de schade of de vertraging het gevolg is van het behandelen, laden, stuwen of lossen van de goederen door de afzender (b) of van het vervoer van goederen op het dek of in open ruimen, indien dit overeengekomen is met de afzender, of in overeenstemming is met de desbetreffende handelsgebruiken of indien dit vereist is op grond van de geldende regelgeving (c). Volgens [naam eiser] heeft A rmaris de lading niet deugdelijk aan boord van [naam schip01] geladen en gestuwd, omdat de lading te hoog bleek. Ook is de lading aan dek en in een open ruim vervoerd.
4.17.
De rechtbank verwerpt dit beroep. Met A rmaris oordeelt de rechtbank dat A rmaris heeft voldaan aan haar verplichting om de lading deugdelijk te laden en te stuwen (artikel 6 lid 4 CMNI). De verplichting van [naam eiser] om redelijke zorg te betrachten en er naar behoren op toe te zien dat [naam schip01], rekening houdend met de te vervoeren goederen, geschikt is om de lading in te nemen (artikel 3 lid 3 CMNI) gold daarbij onverminderd. [naam eiser] heeft tijdens de belading niet geprotesteerd of een voorbehoud gemaakt. Dat [naam eiser] in een telefoongesprek met Kranenburg & Vlietstra B.V. (het kantoor dat bemiddelde bij de totstandkoming van de bevrachtingsovereenkomst tussen [naam eiser] en A rmaris, hierna Vlietstra) zou hebben opgemerkt “dat de lading heel hoog was, dat het op zichzelf geen punt was om van a naar b te varen, maar wat nou als de politie mij tegenhoudt”, en A rmaris tegen Vlietstra zou hebben gezegd dat “de hoogte van de lading geen probleem was omdat dit kon worden opgelost met een periscoop”, zoals [naam eiser] heeft verklaard ter zitting, leidt niet tot het oordeel dat de schade een gevolg was van het laden of stuwen. Gesteld noch gebleken is immers dat het constructiedeel bij een andere wijze van belading wel in overeenstemming met de regelgeving door [naam schip01] kon worden vervoerd. Zoals hiervoor geoordeeld is de schade veroorzaakt door de omstandigheid dat [naam schip01] niet verder mocht varen met deze lading, omdat de dode hoek voor de boeg van [naam schip01] meer dan 250 meter was en [naam schip01] dus niet geschikt was voor het vervoer van de lading. Vlietstra is geen partij bij de onderhavige procedure.
4.18.
[naam eiser] stelt terecht dat de lading aan dek in een open ruim is vervoerd. Het beroep op de ontheffing ex artikel 18 lid 1 aanhef en onder c CMNI wordt echter verworpen omdat de schade niet het gevolg is van deze wijze van vervoeren.
verrekening/wel of geen beperking van aansprakelijkheid
4.19.
Tussen partijen staat vast dat de aansprakelijkheidslimiet van artikel 20 lid 1 CMNI geen rol speelt omdat die limiet hoger is dan de door A rmaris gevorderde schade.
4.20.
[naam eiser] verwijst naar artikel 21 lid 3 CMNI op grond waarvan de vervoerder slechts aansprakelijk is voor vertragingsschade tot het bedrag van de vracht. Volgens [naam eiser] betekent dit dat A rmaris, die in haar conclusie van antwoord de schade kwalificeert als vertragingsschade, volgens haar eigen stelling alleen betaling kan vorderen van € 25.000,00, zijnde de tussen partijen overeengekomen vracht. Voor zover [naam eiser] hiermee een beroep doet op beperking van aansprakelijkheid in de zin van voornoemd artikellid, verwerpt de rechtbank dit beroep, omdat partijen het er ter zitting met elkaar over eens zijn geworden dat geen sprake is van vertragingsschade.
4.21.
Nu het beroep van [naam eiser] op ontheffing of beperking van aansprakelijkheid niet slaagt, behoeft het - overigens onvoldoende onderbouwde - beroep van A rmaris op doorbreking daarvan wegens bewust roekeloos handelen in de zin van artikel 21 lid 1 CMNI geen bespreking.
verrekening/schade
4.22.
Zoals hiervoor geoordeeld, is [naam eiser] zijn verplichtingen uit de vervoerovereenkomst niet nagekomen en is hij aansprakelijk voor de schade die A rmaris hierdoor heeft geleden. Ingevolge artikel 6:127 BW heeft A rmaris de bevoegdheid om de schade te verrekenen met zijn schuld aan [naam eiser]. Op de zitting heeft de rechtbank in overleg met partijen bepaald dat het debat over de door A rmaris gestelde zestien schadeposten in een later stadium aan de orde zal komen. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen opdat partijen bij akte het debat over de schadecijfers kunnen voltooien. A rmaris mag dat bij akte als eerste doen en [naam eiser] mag daar bij antwoordakte op reageren.
4.23.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 oktober 2022voor het nemen van een akte door A rmaris over hetgeen is vermeld onder 4.15 en 4.22, waarna [naam eiser] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.
615/1573