In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 oktober 2022 een eindvonnis gewezen na een eerder tussenvonnis van 10 juni 2022. De zaak betreft een geschil tussen een voormalig werknemer, aangeduid als [eiser01], en zijn voormalige werkgever, aangeduid als [gedaagde01]. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis bindende eindbeslissingen genomen over de geschilpunten, waarbij alleen de hoogte van het te betalen bedrag nog ter beoordeling stond. De partijen hebben in hun processtukken betoogd dat de kantonrechter terug moest komen op deze bindende beslissingen, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de eerdere beslissingen te herzien.
De kantonrechter heeft vervolgens de hoogte van de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen vastgesteld, inclusief de wettelijke verhogingen en rente. De berekening van de vergoeding is gebaseerd op de bonussen die [eiser01] heeft ontvangen, die als onderdeel van zijn vakantieloon worden beschouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] nog een bedrag van € 2.696,59 aan [eiser01] verschuldigd is voor niet genoten vakantiedagen. Daarnaast is de wettelijke verhoging over de te late loonbetalingen vastgesteld op 10% van de verschuldigde bedragen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.